Wijnestein

Ligging Tussen het Fort van Jutphaas en de Plettenburgerbaan in de gemeente Nieuwegein.

Tekening van Jan de Beijer 1744

Andere benaming Wyndenstein
Ontstaan Het kasteel is rond 1382 gebouwd.
Geschiedenis Vanaf de tweede helft van de 13e tot begin 14e eeuw werden er langs de Jutphasewetering een aantal kastelen gebouwd, vergelijkbaar met de kastelenbouw langs de Langbroekerwetering. In 1382 wordt 'een huys ende een hoeve lants, ghelegen in den kerspel van Jutfaes' door de bisschop van Utrecht beleend aan Floris van Jutphaas. In 1394 vindt er een herbelening plaats dooor de nieuwe bisschop; het huis wordt dan 'Wyndenstein' genoemd.
Aan de hand van de eigenaren tussen 1416 en 1450 lijkt het er op, dat het kasteel oorspronkelijk tot de bruidschat van Wendelmoede van den Wael behoorde, die met Floris getrouwd was. Eerst gaat het kasteel in 1416 over op Willem van Lockhorst, de schoonzoon van het eerder genoemde echtpaar, maar 1422 krijgt Alert van den Wael, familie van zijn schoonmoeder het huis in bezit. Dan in 1430 wordt Willem van den Wael, zoon van Alert, beleend met het kasteel en 4 jaar later zijn broer Herberen. In 1445 komt het huis toch weer in handen van de familie Van Jutphaas: Agnes van Jutphaas, getrouwd met Willem van Lockhorst. Vijf jaar later wordt Bartholomeus van Jutphaas ermee beleend. Als hij in 1457 sterft, vererft het kasteel op zijn zoon Floris. Omdat Floris nog minderjarig is, beheert zijn moeder het kasteel, tot hij in 1471 meerderjarig is geworden.

In 1481 breekt er weer een oorlog uit tussen de Kabeljauwen en Hoeken; het gevolg is dat kasteel Wijnestein in brand gestoken wordt. De bewaarde informatie uit de daarop volgende periode geeft de indruk dat het kasteel niet direct herbouwd werd. Tussen 1500 en 1508 gaat het kasteel of wat daarnog van over is met de bijbehorende landerijen drie maal in andere handen over. In 1508 wordt Henrick Taets de nieuwe eigenaar. Omdat hij tot zijn dood in 1552 eigenaar blijft, is het aannemelijk dat hij het kasteel weer voor bewoning geschikt heeft gemaakt.
Zijn neef Johan van Eck, zoon van zijn zus Anna Taets, erft dan het kasteel. Als Johan in 1574 sterft, breekt er een familiestrijd uit tussen enerzijds Bartholomeus uit Johan's eerste huwelijk en anderzijds Henrick, zoon van Johan en zijn tweede vrouw Alida van Eck. Uiteindelijk wordt het kasteel aan de jongste zoon Henrick toegewezen. Maar door de twist en het feit dat Henrick zich later door zijn tweede huwelijk op het kasteel van Werkendam verstigt, raakt het huis in verval.

Gelukkig is dit van tijdelijke aard, want als het kasteel in 1606 gekocht wordt door Peter van der Burg en Delania van Sneek, wordt het huis weer voor bewoning geschikt gemaakt. Na hunlieder dood wordt hun oudste zoon François leenman en na zijn dood in 1648 zijn broer Peter. Peter van den Burg jr liet na zijn dood zijn weduwe en twee zoons achter. De jongste van de twee broers, Cornelis François, woonde tot zijn dood in 1723 samen met zijn vrouw lda Margareta Broersema. Beide overleden ze kinderloos in het voorjaar van 1723.
Het huis vererfde op een nicht van het echtpaar, die echter niet op het kasteel woonde. Na haar dood in 1742 verviel het kasteel op een groot aantal neven en nichten en ging het verval dat in 1723 ingetreden was, gestaag door. Na 30 jaar onbewoond te zijn geweest, besluiten deze neven en nichten het kasteel via een openbare veiling te verkopen. Op 22 december 1753 wordt Jan Jacob de Geer van het naburige Rijnhuizen de nieuwe eigenaar van het huis en de landerijen. Een jaar later laat hij het kasteel slopen en de grond voegt hij toe aan het grondgebied van Rijnhuizen.

Op de tekening die Roelant Roghman rond 1640 van het kasteel maakte, zien we twee tegen elkaar aangebouwde, rechthoekige vleugels, voorzien van trapgevels en gedekt door zadeldaken. Beide vleugels bestonden uit twee woonlagen en een onderhuis. Verder zien we op de afbeelding een rijk versierde toegangspoort met pilasters, een fries en een gebroken halfrond fronton. Deze stijl komen we tussen 1600 en 1625 tegen en waarschijnlijk werd het kasteel in die periode verbouwd.
Aan de hand van de stijl van het gebouw, dat een sterke overeenkomst vertoont met Zuilenburg in Nederlangbroek, moet het gebouw uit het begin van de 16e of eind 15e dateren. Dit gegeven komt goed overeen met het feit dat het kasteel in 1481 verwoest werd. Onder de toegangsbrug bevindt zich een spaarboog, wat we bij Zuilenburg en bij Oudegein ook tegen komen. Het vermoeden bestaat dat dit een aanwijzing is voor het aanwezig zijn van een woontoren, die later uitgebouwd is.
Door het verschil in lengte van de twee vleugels, ontstond een soort van binnenplein, waarbij we op de tekening van Roghman een houten aanbouw op palen zien. Hierin was waarschijnlijk een spoelkeuken ondergebracht. Het door een gracht omgeven kasteel kon via een houten brug bereikt worden.

In 1989 werd een archeologisch weerstandsonderzoek uitgevoerd. Hierbij werd een rechthoekige plattegrond vastgesteld, bestaande uit een vierkant van ca 5 x 5 m en een ruimte van 5 x 8 m. De tweede vleugel was echter met moeite vast te stellen. Waar de bijgebouwen hebben gestaan is niet met zekerheid te zeggen. Op de tekening van Jan de Beijer zien we als we onder de brug door kijken vaag een bijgebouw getekend. Dir gebouw heeft een rieten zadeldak, met de nok haaks op de gracht. Bovendien heeft dit gebouw nog een smallere aanbouw aan de achterzijde. Omdit dit gebouw een grote inrijpoort heeft, heeft het waarschijnlijk als koetshuis dienst gedaan. De stijl van het gebouw doet vermoeden dat het ook uit de eerste kwart van de 17e eeuw dateert.
Op een kaart van het landgoed Rijnhuizen uit 1770 wordt het omgrachte terrein nog weergegeven. Op de plaats van het kasteel staat een eenvoudig gebouwtje; mogelijk was dit een duiventil.

In 1995 werd door de ROB aanvullend onderzoek gedaan op het kasteelterrein. Tot dan resteerde van het huis alleen een omgracht eilandje en een rechthoekig omgracht voorterrein. Na dit onderzoek is voor de aanleg van het industrieterrein Plettenburg de gracht rond het eilandje gedempt en is de plaats gemarkeerd door een heuvel.
De gracht rond het voorterrein is vergraven tot een singel en het terrein werd geëgaliseerd. Hierbij werden de resten aangetroffen van een 14e eeuwse houten brug en 14e eeuws muurwerk. Het voorterrein werd verder onderzocht met behulp van weerstandsmetingen en grondboringen. Hierbij werd vastgesteld dat zich nog funderingen van de bijgebouwen in de grond aanwezig zijn. Deze resten zijn daarna voor een deel aangetast door de aanleg van het industrieterrein.
Bewoners 1382 - 1416 Floris van Jutphaas, getrouwd met Wendelmoede van den Wael
1416 - 1422 Willem van Lockhorst
1422 Alert van den Wael
1430 Willem van Wael
1434 Herberen van Wael
1445 Agnes van Jutphaas, getrouwd met Willem van Lockhorst
1450 - 1455 Bartholomeus van Jutphaas
1455 - 1500 Floris van Jutphaas
1508 - 1552 Henrick Taets
1552 - 1574 Johan van Eck
1574 Henrick van Eck
1606 - 1627 Peter van der Burg, getrouwd met Delania van Sneek
1627 - 1648 François van der Burg
1648 - 1674 Peter van der Burg, getrouwd met Cornelia van Craneveld
1674 - 1703 Cornelia van Craneveld
1703 - 1723 Cornelis François van der Burg
1723 - 1742 Margareta Maria van der Burg
1742 - 1753 familie van der Burg
1753 Jan Jacob de Geer
Huidige doeleinden Het kasteelterrein met de verhoging is nu een stuk land, dat op de gemeentelijke monumentenlijst staat.
Opengesteld Het kasteelterrein is vrij toegankelijk.
Foto's Foto van de heuvel waarop vroeger het kasteel gestaan heeft Foto van de heuvel waarop vroeger het kasteel gestaan heeft Oude gravure van het kasteel
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Historische Kring van Nieuwegein
R. van der Mark, Nieuwegein - Wijnestein, In: Archeologisch Jaarboek Provincie Utrecht 1994-1995, blz. xx
Foto 1 en 2: uit eigen collectie
Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966
Afb. 2: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht