Vreeland

Ligging Op de rechteroever van de Vecht, net ten oosten van Vreeland, gemeente Stichtse Vecht.

Oude tekening

Andere benaming Vredeland
Ontstaan De eerste vermelding dateert van kort na het midden van de 13e eeuw (tussen 1257 en 1260).
Geschiedenis In 1256 of 1257 waren Gijsbrecht van Amstel en Herman van Woerden, met steun van Graaf Otto van Gelre in opstand gekomen tegen de bisschop van Utrecht. Op 12 juni 1257 wist bisschop Hendrik van Vianden deze twee vazallen weer te onderwerpen en om het Sticht voortaan tegen hen te beschermen gaf hij opdracht om het kasteel van Vreeland te bouwen. Bovendien voerde hij een strafexpeditie uit op de Veluwe tegen de Graaf van Gelre, wat hem een rijke buit opleverde, die hij goed kon gebruiken voor de bouw van het kasteel. Ook de opbrengst van de verkoop van bisschoppelijk domeingoed net buiten Utrecht gebruikte hij voor kasteel Vreeland, waarvan de bouw voor 19 september 1260 gereed kwam.
De kooplieden van de stad Utrecht gingen zich door de bouw van het kasteel zorgen maken over hun belangrijke handelsroute over de Vecht, omdat de bisschop nu de mogelijkheid had gekregen deze af te sluiten. Maar op 3 november 1260 beloofde de bisschop de schepen over de rivier niet te bedreigen. Het kasteel bleef tot 15 mei 1267, toen de bisschop op zijn sterfbed lag, zijn privébezit. Bij het kasteel ontstond een nederzetting, die al in 1265 stadsrechten kreeg.

In 1273 werd het kasteel door Gijsbrecht van Amstel met vele opstandelingen belegerd, maar door felle tegenstand uit het kasteel lukte het hem niet het kasteel te veroveren. Hij trok daarop door naar de stad Utrecht, waar hij steun kreeg van de ambachtsgilden. De gilden hadden de macht overgenomen van de al wel verkozen maar nog niet tot bisschop gewijde elect, Jan van Nassau. Pas in september 1276 lukte het de bisschop om tezamen met zijn aanhangers de stad Utrecht weer te veroveren. De oorlog had hem echter zo veel gekost, dat hij genoodzaakt was het kasteel Vreeland aan zijn vijand te verpanden. Waar de kooplieden uit de stad bang voor waren gebeurde nu wel: Gijsbrecht vestigde een tol bij Vreeland langs de Vecht. Meerdere keren probeerde bisschop Jan het pand te lossen.
Graaf Floris V van Holland probeerde te bemiddelen in het geschil tussen Jan en Gijsbrecht, dat op 21 januari 1279 tot het volgende oordeel leidde: Als de bisschop de borgsom betaald had, had Gijsbrecht nog een jaar de tijd om het kasteel te ontruimen. De bisschop was het hier niet mee eens, maar toen hij ten strijde trok tegen Gijsbrecht leidde dit op de Zweser Eng bij Zuilen al tot een veldslag met de legers van Gijsbrecht van Amstel en Herman van Woerden, waarbij de bisschop verslagen werd.

Jan van Nassau roept dan in datzelfde jaar de hulp van graaf Floris V in, wat hem duur komt te staan. In de eerste plaats moet hij het Nedersticht in pand afstaan. Daarna slaat de Graaf in 1280 het beleg voor kasteel Vreeland, dat hij na veertien dagen weet te veroveren. De leiding van de verdediging rustte toen bij Arnoud van Amstel en zowel hij, zijn broer Gijsbrecht als de heer van Woerden worden in Zeeland gevangen gezet. Als tegenprestatie moet de bisschop de Stichtse leengoederen van de heren van Amstel en Woerden aan de graaf in pand geven. Deze goederen werden nooit gelost, waardoor ze daarna altijd in Hollands bezit gebleven zijn.
In 1290 wordt Jan van Nassau door zijn zwakke beleid afgezet door Rome en hij wordt opgevolgd door Willem Berthout. Het kasteel Vreeland wordt in datzelfde jaar verpand aan Jan van Cuyck en diens zoon Hendrik. Na de dood van graaf Floris V in 1296, komt het kasteel weer in bezit van de bisschop. Rond 1300 woonde er op het kasteel een bisschoppelijke kastelein, Theobaldus geheten, die, toen er conflict was tussen de bisschop en de stad Utrecht, de Vecht afsloot, waardoor de stad in Utrecht in de handel getroffen werd.

In 1301 wordt Gwijde van Avesnes de nieuwe bisschop, maar hij is al snel genoodzaakt om kasteel Vreeland te verpanden aan de graaf van Holland, een situatie die tot 1353 blijft bestaan. In de periode 1342 tot 1353 is Florens van Boechorst de beheerder van het kasteel; hij is grafelijke rentmeester en baljuw van Amstelland, Waterland en de Zeevang. Na de dood van Willem IV in 1345 ontstond er een opvolgingsstrijd tussen diens zus Margaretha van Beieren en haar zoon Willem V. De bisschop probeerde van die situatie gebruik te maken, door de pandsom op het kasteel af te lossen. Dit gelukte hem in 1353 door het betalen van de pandsom aan Florens van Boechorst.
Florens vertegenwoordigde Margaretha en Willem V was het niet eens met deze betaling en pas in 1375 kwam er een definitieve regeling. Doordat de stad Utrecht meebetaalde, had de stad een grote mate van invloed op het beheer gekregen. Voortaan zou ook altijd de kastelein een burger uit de stad Utrecht zijn. Hoewel het kasteel nog twee maal verpand werd in 1371 en 1381 aan de Graaf van Holland, bleef het toch een Stichts bezit.

In de 15e eeuw kwam het kasteel in rustiger vaarwater en diende in 1429 voor het voeren van vredesonderhandelingen na de oorlog (1423 tot 1430) tussen twee bisschopskandidaten en tijdens Hoekse en Kabeljauwse twisten van 1481 tot 1483 werd het kasteel eerst in beslag genomen door de Utrechters en later veroverd door Maximiliaan van Oostenrijk, die de bisschop te hulp was gekomen. Het kasteel werd toen eerst in beheer gegeven aan de stad Amsterdam, maar in 1490 kwam het aan de bisschop.
De rol van kasteel Vreeland als grenspost werd overgenomen door kasteel Abcoude en voortaan was de kastelein van kasteel Abcoude ook de kastelein van kasteel Vreeland. Dit had tot gevolg dat het kasteel in verval raakteen in 1524 blijkt het kasteel verlaten en onbewoond te zijn. Nadat Karel V aan de macht gekomen is, wordt het kasteel in 1528 en 1529 ontmanteld. Bij de sloop komen veel bouwmaterialen vrij, die vervoerd worden naar de stad Utrecht, waar ze gebruikt worden voor de bouw van het kasteel Vredenburg.

Nadat het kasteelterrein in 1540 geëgaliseerd is, wordt het verpacht aan de kerkmeesters van Vreeland. In 1653 wordt deze verpachting overgenomen door Gerard van Reede, heer van Nederhorst en Vreeland. De vader van Gerard, Godert van Reede, wist het bij de Staten van Utrecht voor elkaar te krijgen, dat Vreeland een heerlijkheid werd. Gerard wilde graag in de ridderschap van Utrecht worden opgenomen en daartoe diende Vreeland als ridderhofstad erkend te worden. Gerard had daardoor grootse plannen. In 1653 laat hij de oude funderingen opgraven en de grachten werden weer zichtbaar gemaakt. Van de funderingen liet hij een tekening maken. In 1670 sterft Gerard en wordt opgevolgd door zijn dochter Anna Elisabeth van Reede tot Nederhorst, die getrouwd was met Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken.
Het kasteel was nog niet erkend als ridderhofstad, omdat er daarvoor ook nog opstallen aanwezig moeten zijn. Hendrik Jacob stelt plannen voor een herbouw op en hiermee nemen de Staten van Utrecht op 4 mei 1680 genoegen, waarmee hij zitting kon nemen in de ridderschap. De bouwplannen werden helaas niet tot uitvoering gebracht; alleen een klein huisje werd er op het kasteelterrein neergezet, dat tot in de jaren twintig van de vorige eeuw zou blijven bestaan. Eind jaren 80 werden bij een hele droge zomer de contouren van de funderingen zichtbaar in het gras.
Bouwgeschiedenis De tekening van de plattegrond die in 1653 werd gemaakt, geven ons een goed inzicht in het uiterlijk van het kasteel. Deze tekening is als betrouwbaar gekenmerkt door de bevindingen, die men deed tijdens grondboringen, die in 1978 tijdens een veldverkenning op het kasteelterrein plaats vond. het kasteel was een rechthoekig gebouw met afmetingen van circa 43 x 29 meter. Op alle vier de hoeken bevond zich een ronde toren met elke een diameter van 8,4 meter.
Verder had het kasteel aan de oostzijde een zeer zware vierkante toren (de donjon) en aan de westzijde zien we twee uitstekende muurdelen, waar zich de poorttoren bevonden moet hebben. Op de vierkante toren na, die vermoedelijk van oudere datum is, had de rest van het kasteel overal even dikke muren en bevonden zich langs de noord- en oostgevel een L-vormig gebouw, waarin zich een aantal vertrekken bevonden.

Verdere gegevens over het kasteel kunnen we vinden in rekeningen, die bijgehouden werden tussen 1342 en 1347 door de kastelein Florens van Boechorst en een inventaris uit 1418. In beide bronnen wordt gesproken over 'den groten toern', waarmee de donjon bedoeld werd. In deze toren bevond zich de cel met 'stock' voor gevangenen. In 1345 wordt er in de rekeningen gesproken van een 'ronden toern' en in 1346 en 1347 over 'tpoerthuus'. In beide gevallen wordt hier waarschijnlijk het poortgebouw bedoeld, waarvan in de westgevel resten zichtbaar zijn op de plattegrond uit 1653.
Het kasteel werd omgeven door een dubbele gracht en het kasteel was te benaderen over twee ophaalbruggen, die in de rekeningen vermeld staan als 'vallebrughe' en 'uterste vallepoerte'. Deze laatste brug bevond zich aan de noordzijde en men kwam dan via deze brug op een wal tussen de twee grachten. Deze wal moest men volgen naar de westzijde om daar via de tweede ophaalbrug het kasteel via het poortgebouw binnen te gaan. In de gebouwen bevonden zich een bisschopskamer, de keuken van de bisschop en een 'scutcamer', waar het wapentuig bewaard werd. In de rekeningen wordt ook gesproken over vuurgeschut, waarover Florens de beschikking had. Dit is hiermee één van de oudste vermeldingen van vuurgeschut in de Nederlanden!.

De eerder genoemd inventaris uit ca 1418 noemt ook nog een zaal. Deze bevond zich waarschijnlijk in het bouwdeel aan de noordzijde van het kasteel. Daarnaast had het kasteel ook de beschikking over een kapel, die al in 1267 in het testament van Hendrik van Vianden genoemd wordt en in 1418 nog steeds vermeld wordt. Waar deze kapel zich bevonden heeft is onduidelijk. Tenslotte valt te vermelden dat de gebouwen gedekt waren met leien en dat de afvoer van het overtollige water plaats vond door middel van loden goten.
Zoals hierboven vermeld weten we dat de bouw van het kasteel tussen 1257 en 1260 plaats vond. Het kasteel zal toen alleen uit de zware donjon bestaan hebben. Uitbreiding vond plaats tussen 1327 en 1347, een periode waarin het kasteel zich in Hollandse handen bevond.
In de rekeningen van Florens wordt er in 1346 en 1347 het volgende vermeld: 571 pond uitgegeven voor o.a. 70.000 bakstenen, 30 schuitladingen zand en een grote hoeveelheid kalk. Daarnaast worden 658 mandagen vermeld voor metselaars. Volgens berekeningen is dit te weinig om het hele vierkante kasteel te bouwen en zullen dit de laatste werkzaamheden betreffen. Daarna is er gezien de plattegrond uit 1653 tot de sloop in 1528 niet meer aan het kasteel verbouwd.

Ten noorden van kasteel Vreeland bevond zich waarschijnlijk de voorburcht. In de rekeningen van Florens wordt vermeld dat er in 1346 of 1347 een nieuwe gracht rond de voorburcht gegraven werd. Daarnaast worden er een stalhuis, bouwhuis, een hooiberg en een rosmolen vermeld, die zich waarschijnlijk op deze voorburcht bevonden. Tenslotte valt nog te vermelden dat deze gebouwen gedekt werden door riet of stro.
De genoemde grondboringen in 1978 werden uitgevoerd door de ROB en in 1995 zijn er een weerstandsmeting en een booronderzoek uitgevoerd door de RAAP. Het kasteelterrein valt onder een Rijksmonumentaal beschermde complex.
Bewoners 1250 - 1267 bisschop Hendrik van Vianden
1267 - 1276 elect Jan van Nassau
1276 - 1280 Gijsbrecht van Amstel
1280 - 1290 Graaf Floris V van Holland
1290 - 1296 Jan van Cuyk en Hendrik van Cuyk (vader en zoon)
1296 - 1301 bisschop Willem Bernhout
1301 bisschop Gwijde van Avesnes
1327 - 1337 Graaf Willem III van Holland
1337 - 1342 Graaf Willem IV van Holland
1342 - 1353 Florens van Boechorst
1353 - 1364 bisschop Jan IV (van Arkel)
1364 - 1371 bisschop Jan V (van Virneburg)
1371 - 1381 Zweder van Abcoude
1369 in bezit van de bisschop, beheerd door kasteleins, burgers van de stad Utrecht
(- 1482 Frederik uten Ham)
1482 - 1490 de stad Amsterdam
1490 - 1529 bezit van de bisschop
1653 - 1670 Gerard van Reede, heer van Nederhorst en Vreeland
1670 - 1682 Anna Elisabeth van Reede tot Nederhorst (dochter)
1682 - 1692 Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken (partner)
1692 - ca 1700 Reinoud Gerard van Tuijll van Serooskerken (zoon)
ca 1700 - 1701 Pieter Reael Baron van Vreeland (koop), getrouwd met Maria Eleonore Huydecoper
1701 - 1724 Sophia Maria Reael Vrouwe van Vreeland (zoon), getrouwd met Daniël Hooft
1724 - 1750 Gerrit Hooft Heer van Vreeland (zoon), getrouwd met Maria Johanna van der Dussen
1750 - 1803 Mr Daniel Hooft, Vrijheer van Vreeland (zoon), getrouwd met Agnes Maria Geelvinck
1803 - 1816 Agnes Maria Geelvinck (weduwe)
1816 - 1873 Jacob Hooft, Heer van Vreeland (achterneef), getrouwd met Constantia Aletta Witzen Elias
1873 - 1900 Gerrit Hooft, heer van Vreeland (zoon), getrouwd met Jonkvrouwe Henriette Wilhelmina Bicker 1900 - 1926 Gerrit Hendrik Hooft (zoon), getrouwd met Engelina Jacoba Galjaard
Huidige doeleinden Het terrein is in gebruik als voetbalveld. Op een diepte van 60 à 80 cm zijn nog funderingsresten aanwezig. De plaats waar het slot heeft gestaan, zijn de resten van de gedempte slotgrachten nog herkenbaar.
Opengesteld Het voetbalterrein is vrij toegankelijk.
Foto's Ets van J. Schijnvoet ca 1720 Tekening van de opgegraven funderingen in 1653
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink, Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995
Afb. 1: Merkwaardige kastelen in Nederland
Afb. 2: boek: Provincie Utrecht, 1966
Afb. 3: Uit eigen collectie