Rupelmonde

Ligging Dit huis ligt op de linkeroever van de Vecht, even ten zuiden van Nieuwersluis, Rijksstraatweg 24.

Foto van het huis op 13 april 2009

Andere benaming Rypermonde
Ontstaan Het huidige huis werd waarschijnlijk rond 1650 gebouwd.
Geschiedenis Op de "De nieuwe kaart van Mijnden en de Loosdrechten", die in 1710 wordt uitgegeven door de weduwe van Nicolaas Visscher komen we Rupelmonde tegen met als omschrijving: "Rypermonde of te van Gesel". We komen een Anthony van Gheselen tegen in een akte van 12 september 1710, waarin hij een stuk land verkoopt in de Hondertsche polder aan Jean de Wolf.
Jean is een zoon van Pieter de Wolff en Suzanna van Hoek en als zijn beide ouders in 1701 overleden zijn, is hij nog minderjarig. Hij en zijn broer Pieter de Wolff jr erven een groot vermoegn. Jean erft in totaal ongeveer f. 300.000,- en is naast Rupelmonde ook eigenaar van Jongerhoek. Als zijn oom Anthonie van Hoeck komt te overlijden, erft hij ook Ouderhoek. Omdat dit een veel mooier buiten is, besluit om Rupelmonde in 1720 te verkopen. Sinds 1709 is hij dan al getrouwd met Margareta Verhammen, die ook schatrijk is.

In 1720 wordt Hermanus Bols de nieuwe eigenaar. In een bewaard gebleven koopakte wordt melding gemaakt van "4 morgen grond in het gerecht 't Hondert aan de Hobbelaan".
Er is een bron die vermeld dat Rupelmonde eerst Bereveld heet, maar dit is onjuist. Bereveld is een buitenplaats geweest die ten noorden van Rupelmonde heeft gelegen. Ook het verhaal dat Hermanus Bols een gevluchte doopsgezinde koopman uit Rupelmonde nabij Antwerpen is, is niet juist. Zijn vader Lucas wordt in 1652 in Amsterdam geboren en zijn grootvader Pieter Jacobsz Bultius komt uit het Land van Gulik in Duitsland. Het huis heeft ook niet door deze familie zijn naam gekregen, omdat de naam al in 1710 op de hierboven genoemde kaart voorkomt.
Vader Lucas Bols is sinds 1698 al in bezit van de buitenplaats Driehoven in Loenen en na zijn dood erft de broer van Hermanus Driehoven en hij heeft voldoende middelen om dan Rupelmonde te kopen. In datzelfde jaar trouwt hij met Geertruyd Elisabeth van der Helst en koopt er nog 25 morgen aangrenzende grond bij, waarvan 1,5 morgen leenroerig is aan het huis Mijnden. Na het overlijden van zijn eerste vrouw, hertrouwt hij in 1732 met Cornelia de Villers. Zijn kinderen zijn dan nog minderjarig. Eind 1752 sterft hij en in zijn testament wijst hij zijn kinderen aan als erfgenamen. Zijn weduwe is het hier niet mee eens en neemt een advocaat in de arm. Uit de nalatenschap krijgt ze dan eerst wat ze in het huwelijk heeft ingebracht.

Begin 1753 is de lijst van alle bezittingen die Hermanus nalaat beschreven en beslaat in totaal 91 bladzijden en wordt geschat op f. 232.000,-. Als ik het goed begrijp is daar de nalatenschap van de eigen moder van de kinderen al uit gehaald. Eén van de dochters, Hendrika Cornelia Bols, nog minderjarig erft ongeveer f 90.000,-. Zoon Lucas erft dan Rupelmonde, maar hij heeft met zijn stiefmoeder afgesproken dat ze het van hem kan kopen voor het bedrag waarvoor zijn vader het in 1720 kocht en dat gebeurt. Rupelmonde beschikte in die tijd al over een aantal koetsen: "een open phaetonswagen met rood leer gevoerd en twee gele trijpkussens, een open chais voor één of twee paarden met rode trijpkussens en een klein open wagentje met blauwe trijp en een halve kap. Op 14 maart van de verdeling van de nalatenschap plaats en Cornelia de Villers koopt dan voor f. 20.100,- en met f. 1.345,- aan roerende zaken, waaronder een piedestal met twee marmeren beelden, voorstellende Andromeda en Perseus. Deze beelden bestaan nog steeds en staan nu aan weerszijden van de ingang. In 1760 sterft Cornelia en het huis vererft op haar stiefdochter Benina Sophia Bols, die getrouwd is met Jacob Berthon.
Jacob en Benina zijn al in 1740 getrouwd en stellen in 1746 hun testament op. Benina sterft in 1785 en haar weduwnaar blijft eigenaar. In 1796 besluit hij Rupelmonmde te verkopen, maar hij doet dit in delen. Het huis met de bijgebouwen verkoopt hij onderhands inclusief 24 morgen grond aan Stephanus de Clercq voor f 22.500,-.

Stephanus is getrouwd met Maria Bosch en is makelaar in granen. Wanneer de familie zich op Rupelmonde bevindt houdt men zich bezig met tourtochten met een chais of een zogenaamde "halve kap"; hoewel de wegen vaak slecht waren, maakte men toch ritten naar Zeist en Amerongen. Daarnaast worden er ook lange wandelingen gemaakt. Na 1815 gaat het slecht in de handel en in 1818 ontstaat er een crisis in het zakenleven, waardoor vele bedrijven failliet gaan. Ook het bedrijf van Stephanus en zijn zoons behoort tot de getroffen bedrijven. Zij krijgen hulp van onder andere de familie Van Eeghen, waardoor een faillissement voorkomen kan worden. Wel moet Rupelmonde verkocht worden. Het eigendom wordt in tweeën gesplitst: op 2 november van dat jaar koopt de heer J. H. Spaarenberg, metselaarsbaas van beroep en afkomstig uit Loenen a/d Vecht het huis met zes morgen grond voor f. 14.000,-, terwijl de overige 18 morgen grond naar Anthony H. van den Bergh uit Lexmond gaat, waar hij f. 10.000,- voor betaald. Spaarenberg lijkt het hui sgekocht te hebben voor speculatie, want nog geen maand later op 1 december verkoopt hij het huis al weer voor f. 15.200,- aan Gerard Johannes Beeldsnijder.
Gedurende ruim tien jaar woont Gerard Johannes op Rupelmonde. In die tijd wordt hem de titel van jonkheer verleend en in 1829 besluit hij het huis te verkopen. De nieuwe eigenaar wordt Frarçois Arnout Noël Simons.

De heer Simons kon het huis voor f. 14.000,- kopen, maar door de economisch slechte tijden, waardoor veel buitenplaatsen afgebroken worden of leeg staan te verpauperen, is hij drie jaar later al weer genoodzaakt het buiten te verkopen. Op 15 maart 1832 wordt Klaas Cardinaal de nieuwe eigenaar. In de archieven komen we hem tegen met de vermelding: "geen beroep". De koopsom is nog maar f. 11.500,-. In de verkoopakte staat vermeld, dat de tuinman er met zijn gezin nog tot 1 mei mag blijven wonen en van de verkoop zijn de oranjebomen en potgewassen uitgesloten. Door de slechte tijden zit de heer Cardinaal zich genoodzaakt om 3 jaar later Rupelmonde al weer te verkopen.
De nieuwe eigenaar wordt Nicolaas Jan Pook van Baggen via een openbare veiling op 29 augustus 1835. Hij is koopman in Amsterdam en koopt het huis voor f. 11.700,-. De verkoper mag nog tot 1 november in het huis blijven wonen, om nog van de opbrengst van de moestuin te genieten en de tuinman, Jan Bierman, mag zelfs nog tot 1 mei 1836 in de tuinmanswoning blijven wonen. In de verkoop waren ook een aantal roerende zaken begrepen, waar f. 500,- voor betaald wordt, waar onder een "het spelende uurwerk op de bovenverdieping", dat nog steeds in het huis aanwezig is.

Na ruim tien jaar eigenaar geweest te zijn, besluit Nicolaas Jan het huis weer te verkopen. Onderhands verkoopt hij Rupelmonde in oktober 1846 aan Gerhart van Santbergen, die maar een kleine twee jaar eigenaar blijft.
Via een openbare veiling in Amsterdam wordt Hendrik Jacob Doude van Troostwijk voor f. 13.050,- de nieuwe eigenaar. Hij is een zoon van Adriaan Paets van Troostwijk en Catharina Maria Doude en voegt de twee achternamen van zijn ouders samen en noemt zich daarom Doude van Troostwijk. Maar na ruim een jaar vindt er al weer een verkoop plaats en wordt Adolph Stanislaus Schultze de nieuwe bewoner. Adolph is majoor van het Oost-Indische leger geweest en betaalde er f. 13.500,- voor.
Drie jaar later (in 1851) gaat Rupelmonde al weer in de verkoop. De overtuin wordt dan terug gekocht door de vorige eigenaar voor f. 4.750,-, terwijl het huis met één bunder vijfentwintig el voor f. 9.500,- gekocht wordt door Jan Pieter Christiaan Baron van Reede tot Ter Aa en Aastein; hij is getrouwd met Agathe Gillot. Na het overlijden van de baron in 1871 wordt zijn vermogen geschat op f. 161.225,-, dat echter volgens zijn weduwe, die volgens bronnen "de broek aan had", voor het grootste deel was ingebracht. Zij erft het grootste deel van de bezittingen en er blijft maar weinig over voor de vier minderjarige kinderen.
Op 1 december 1871 wordt Rupelmonde dan gekocht door Willem Isaac Doude van Troostwijk, die eerder "Van Beusekom" heette. Hij is een zoon van Elisa Theodore van Beusekom en Cornelia Antoinette Doude van Troostwijk. Zij is een dochter van Hendrik Jacob Doude van Troostwijk, eerdere eigenaar en sinds 1851 weer eigenaar van de overtuin. Kleinzoon WIllem Isaac, die in 1863 zijn achternaam heeft laten wijzigen, erft de vroegere overtuin en door de koop van het huis is het geheel weer in één hand. Hij trouwt met Sara Louise Luzac en is lid van de Provinciale Staten te Utrecht en burgemeester van Loenen, Loenersloot en Ruwiel.
Bij zijn overlijden in 1911 blijkt hij eigenaar te zijn van: Sterreschans, Clarenburgh, Hunthum, Rio Verde, en de boerenhofsteden 'Sterreschans', 'Het Hondert', 'De Engh', 'Boschzicht', het huis 'De warme Hand', bij elkaar ruim 300 hectare.

Zoon Lodewijk Willem erft Rupelmonde, maar ruilt dit met zijn zus Wilhelmina Louise, waardoor zij de nieuwe eigenaresse van Rupelmonde wordt. Zij trouwt met mr. Unico Hendrik van Notten, die secretaris van de Lekdijk benedendams en IJseldam is. Zij wonen op het huis Huize Ter Wege in Huis ter Heide en Rupelmonde, dat al sinds 1893 verhuurt is, blijft tot 1913 gehuurd worden door de Vechtschilder Nico Bastert.
Gelukkig voor Rupelmonde blijft Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog neutraal, waardoor het niet afgebroken hoefde te worden voor het schootsveld van het naastgelegen fort. Wilhelmina Louise van Notten sterft op 1 april 1939, woonde inmiddels de laatste jaren op Rupelmonde, en laat het huis na aan haar onder curatele gestelde dochter na. Deze dochter, Wilhelmina Louise van Notten, is tot 1975 eigenaresse geweest, maar woonde niet altijd op het huis. Rond 1956 blijkt het huis verhuurd te zijn aan B. de Geus van de Heuvel. Hij was verzamelaar van schilderijen, die in 1976 geveild worden en dan meer dan f. 15.000.000,- opbrengen.
Na het overlijden van Wilhelmina Louise vererft het huis op haar neven en nicht, te weten: Jonkheer H.G. van Holthe tot Echten, Jonkvrouwe W.L. van Holthe tot Echten (getrouwd met een Meis) en Jonkheer U.H. van Holthe tot Echten. Na anderhalf jaar besluiten ze het onverdeelde huis te verkopen en wordt Ing. Johannes Hendricus Stefels de nieuwe eigenaar.
Bouwgeschiedenis Rupermonde was ten opzichte van de andere huis, maar een klein huis en kan het beste worden getypeerd als een "stadshuis-buiten".
Oorspronkelijk was het een klein huis, hoewel er ruimte genoeg was voor een groter huis. Aan de rivierzijde is het huis maar twee vensters breed en heeft drie zeer lage verdiepingen. De ingang bevindt zich in een uitbouw in een zijgevel en het huis wordt gedekt door een zadeldak.
Door Jacob Berthon wordt het huis in 1768 verbouwd, waarbij het een ruimere opzet krijgt. Aan de Vechtzijde voegt hij een centraal gelegen achthoekige koepelzaal toe en links en rechts daarvan worden twee kleinere kamers gebouwd. De hoge schuiframen met kleine roedenverdeling en de typische paarse ruitjes geven een prachtig licht in de vertrekken. De gevel van Rupelmonde aan de Vechtzijde is dan ook één van de mooiste uit de 18e eeuw. Deze aanbouw is twee verdiepingen hoog evenals de aanbouw aan de straatzijde, In de laatste uitbouw komt het middenrisaliet met de voordeur, waarbij er geen rekening wordt gehouden met de bestaande drie etages van het oude huis.
Op het dak van de uitbouw aan de Vechtzijde wordt een torentje geplaatst, met aan vier kanten een klok. Dit torentje wordt in 1860 al weer verwijderd. Bovenop het huis bevindt zich een attiek, die twee doelen had: zowel een architectonische versiering als bescherming, wanneer men vanaf het dak van het uitzicht wilde genieten. Deze attiek is ook in Lodewijk-XV stijl gemaakt, evenals het hetwerk van de aanlegsteiger. Deze antiek sluit aan op het fronton met blanke alliantiewapens en twee liggende figuren in geel geschilderde zandsteen: ze stellen Neptunus en Mercurius (Hermes) voor, respectievelijk de goden van de zee en de koophandel.
De gevel aan de straatzijde ondergaat rond 1796 nog enige wijzigingen, door een uitbouw met de ionische pilasters en rond 1930 zijn onder leiding van architect F. J. A. den Terc de oeil de boeuf-vensters aangebracht.

Door de verbouwing van het uit in 1768 onstaan er in het interieur grote verschillen in hoogte van de verschillende ruimtes. Centraal gelegen in het huis is het trappenhuis, dat op zeer logische wijze de aansluiting tussen de etages vormt. De bouwvorm is weinig door de veranderingen in Franse stijl beïnvloed en nog steeds terug te voeren tot het stadshuis-buiten zoals oorspronkelijk gebouwd.
In de aanbouw van 1768 zijn de vertrekken op de begane grond circa 4,20 m hoog en op de etage circa 3,10 m. De plafonds in deze kamers zijn voorzien van stucwerk in Lodewijk XV-stijl en deze vertrekken zijn voorzien van veel betimmeringen. In het oude deel van het huis zijn de kamers veel lager, namelijk circa 2,40 m, en vinden we hier gaan betimmeringen en plafonds met balken. In de gang en het trappenhuis is gebruik gemaakt van veel en mooi geaderd wit marmer en zijn de plafonds rijk van stucwerk.
Het huis heeft een dubbele zolder. Op de eerste zolder komen we enige vertrekken tegen, die getimmerd waren voor de bedienden en voorzien van bedsteden. Daarboven bevindt zich nog een zolder, waar oorspronkelijk een omloop was, rond een groot reservoir voor regenwater. Dit opgevangen regenwater werd door leidingen naar de verschillende vertrekken gevoerd. Als er electriciteit in het huis wordt aangebracht, wordt het reservoir vervangen door een ontijzeringstoestel, dat het uit de grond opgezogen water kan zuiveren en de zolder wordt dan doorgetrokken. In deze zogenaamde bovenzolder bevindt zich de zware houtconstructie van de vroegere toren en het klokkekastje voor de gewichten van het uurwerk.

Bij het huis hoort een ommuurde moestuin, waar langs de Vecht funderingen zijn gevonden van de vroegere theekoepel. In het park staan bijzondere bomen, zoals een klimlinde, een zilverlinde, een gewone vleugelnoot, een hemelboom, een gewone beuk, een hanenkampbeuk , een gewone plataan, een zilveresdoorn, een zwarte walnoot , een zwarte eik, een amerikaanse eik, een zomer eik, een busteboom en een Japanse boom. Daarnaast staan er fruitbomen: de Gieser Wildemanpeer, de zigeunersappel, leiperen, pruimen, perziken, vijgen en bessenstruiken.

Bij het huis hoorden twee bouwhuizen: de eerste, waarin zich vroeger oranjerie bevond, heet nu Rio Verde en is in 1959 bijzonder ingrijpend veranderd. De tweede die dichter bij het huis staat en die als koetshuis met tuinmanswoning dienst deed is in 1978 geheel gerestaureerd.
Bij de restauratie van het huis in 1976/1978 bleek dat het huis constructief in goede staat verkeerde, maar erg verwaarloosd. Binnenshuis meost veel gerestaureerd worden. Bij deze restauratie zijn schilderingen van Nicolas Coypel (1690-1734) in de betimmering van de parterrezijkamers terug gevonden. De voorstellingen stellen mythologische figuren voor o.a. Bacchus, Flora en Zephyr, Venus en Actaeon, Narcissus, Jupiter en Europa, Amphitrite, Polyphemus en Almacis, Neptunus en Amphitrite. Deze schilderingen komen uit de Sedelmeyer Gallery. Ze zijn in 1897 in Parijs geveild na het uitbranden van het museum waarin zij oorspronkelijk hingen.
Bewoners - 1710 Anthony van Gheselen
1710 - 1720 Jean de Wolf (koop)
1720 - 1752 Hermannus Bols (koop)
1752 - 1753 Lucas Bols
1753 - 1760 Cornelia de Villers, 2e vrouw van Hermannus Bols
1760 - 1796 Benina Sophia Bols, getrouwd met Jacob Berthon
1796 - 1818 Stephanus de Clercq (koop)
1818 J.H. Spaerenberg (koop)
1818 - 1829 Gerard Johannes Beeldsnijder(koop)
1829 - 1832 Francois Arnout Noel Simons (koop), getrouwd met Alida Petronella Boellaard
1832 - 1835 Klaas Cardinaal (koop)
1835 - 1846 Nicolaas Jan Pook van Baggen (koop)
1846 - 1848 Gerhart van Santbergen (koop)
1848 - 1849 Hendrik Jacob Doude van Troostwijk (koop)
1849 - 1851 Adolph Stanislaus Schultze (koop)
1851 - 1871 Jan Peter Christiaan baron van Reede tot Ter Aa en Aastein (koop)
1871 - 1911 Willem Isaäc Doude van Troostwijk (koop)
1911 Lodewijk Willem Doude van Troostwijk (zoon)
1911 - 1939 Wilhelmina Louise Doude van Troostwijk (zus)
1939 - 1975 Wilhelmina Louise van Notten (dochter)
1975 - 1976 Familie van Holthe tot Echten (vererving)
1976 Ing. Johannes Hendricus Stefels, getr. met Johanna Maria Anna Boon
Huidige doeleinden Het huis is bewoond.
Opengesteld Het huis is niet toegankelijk. Alleen de achterzijde van het huis is goed zichtbaar vanaf de overkant van de Vecht.
Foto's Foto van het huis Foto van het huis vanaf de overkant van de Vecht Oude afbeelding van het huis door Hermanus Numan uit 1793
Tekening van het huis door P.J. Lutgers uit 1836 Nog een tekening van het huis door P.J. Lutgers uit 1836 Tekening door D. Stoopendaal (in Tekening in O.I. inkt door L.P. Serrurier (ca 1730)
Bronnen Tekst: Gids voor de Nederlandsche Kastelen en Buitenplaatsen, Allert de Lange, Amsterdam, 1966
Historische buitenplaatsen in particulier bezit, 1991
P. Terlouw, De Vecht een stroom van verhalen, 1972
E. Munnig-Schmidt, Hoffwerk, Over-Holland en Rupelmonde door Hermanus Numan (1744-1820) getekend, in: Jaarboekje 2001 van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake
Roland Blijdestijn, Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Provincie Utrecht, 2005, ISBN 9076092400
E. Munning Schmidt en A.J.A.M. Lisman, met tekeningen van Chr. Schut, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, Historische beschrijvingen en afbeeldingen van kastelen, buitenplaatsen, stads- en dorpsgezichten aan de Vecht van Zuilen tot Muiden, Alphen aan den Rijn, Canaletto, 1985, 262 blz, 2e druk
J.H. Stefels, De Heerenhofstede 'Rupelmonde' door de eeuwen heen, In: Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap "Niftarlake", 1978, blz. 50 -64
Foto 1 en 2: uit eigen collectie
Foto 3: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 2
Afb. 1: P. Terlouw, De Vecht een stroom van verhalen, 1972
Afb. 2 en 3: P.J. Lutgers, Gezigten aan de rivier de Vecht, 1836/1979
Afb. 4 en 5: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948