Ligging |
Edisonbaan 14 te Nieuwegein. Ligt ten zuiden van de Jutphasewetering en ten oosten
van het Merwedekanaal.
![]() |
Ontstaan | Het is aannemelijk dat het huis er al in de 14e eeuw stond. Het Merwedekanaal dat ten westen van het kasteel loopt, heette van oorsprong de Vaartse Rijn, die in 1122 werd gegraven. |
Geschiedenis |
Zoals hierboven vermeld is het aannemelijk dat Rijnhuizen al in de 14e
bestond, maar de oudste vermelding van het kasteel dateert van 1459. In een
Gaasbeekse belening uit de jaar wordt het huis omschreven als: "enen huysinge gelegen
tot Jutphaes met achte hont lants dair dat voirs huysz op staet aen die oestersyde
van de Ryn". Johan van Rijn, die ook wel Johan van Jutphaas werd genoemd, werd er
toen mee beleend. Johan maakte in 1536 al deel uit van de Utrechtse ridderschap en
werd in 1456 benoemd tot schout van Utrecht. Na zijn overlijden in 1468 wordt zijn
zoon Adriaan van Rijn met het kasteel beleend. Adriaan was burgemeester van Utrecht
en trouwde met Lysbeth van Hemert. Na de dood van Adriaan in 1497 wordt hij opgevolgd door zijn zoon Dirk. Dirk trouwde twee keer, waarbij zijn eerste echtgenote Cunera heette en een dochter was van Gijsbrecht van Nijenrode. In 1530 en 1540 werd hij genoemd onder de ridders van de Utrechtse ridderschap. In 1536 wordt de eerste lijst van Utrechtse ridderhofsteden opgesteld, en daarin wordt Rijnhuizen ook genoemd. Volgens de heer A.E. Rientjes in het boek "Het kerspel Jutphaas" zou Rijnhuizen in 1528 verwoest zijn. Dirk van Rijn sterft in 1546 en wordt opgevolgd door zijn oudste zoon Johan. Dirk had in totaal zes kinderen. Johan van Rijn trouwde met Margreet van Voorst, afkomstig van het Gelderse Doornenburg, maar dit echtpaar kreeg geen kinderen, waardoor Rijnhuizen na zijn dood vererfde op zijn broer Gerrit. Ook Gerrit sterft kinderloos, waarna het kasteel vererft op zijn zus Johanna. Joahnna van Rijn was getrouwd geweest met de Gelderse edelman Wolter van Baexen en sterft ook weer kinderloos in 1607, waarna het kasteel vererft op een nicht: Wilhelmina van Riebeeck. Wilhelmina trouwt twee jaar later met Tyman van Parijs van Zuidoord, eigenaar van de ridderhofstad Voorn, waarna ze daar gaat wonen. Mogelijk woonde ze af en toe op Rijnhuizen, maar door financiële problemen is ze genoodzaakt Rijnhuizen in 1620 te verkopen. De nieuwe eigenaar wordt Hendrik van Tuyll van Serooskerken, een zeeuwse edelman, die eigenaar was van een aantal heerlijkheden op Tholen: Stavenisse, Kempenshofstede en St. Annaland; bovendien was hij ook burgemeester van de stad Tholen, vertegenwoordigde Zeeland in de Staten-Generaal en de Raad van State. Hij verbleef ook een tijd in het buitenland, doordat hij enige tijd ambassadeur aan het Engelse hof was. Na zijn sterven in 1627 erft zijn zoon Reynoud Rijnhuizen. Reynoud trouwt in 1636 met Agnes van Reede tot Drakestein en wordt vier jaar later, in 1640, zitting in de ridderschap van Utrecht. Reynoud en Agnes hebben opdracht gegeven het huidige Rijnhuizen te laten bouwen. Als hij in 1652 sterft, laat hij een aantal minderjarige kinderen na. Zijn weduwe besluit Rijnhuizen te verkopen en de nieuwe eigenaar wordt Louis de Geer, een Amsterdamse koopman. De vader van Louis was steenrijk en de familie speelde een belangrijke rol aan het Hof van Zweden. Hierdoor verbleven Louis en zijn echtgenote Jeanne Parmentier veelal op hun kasteel Finsprong in Zweden. Rijnhuizen lag niet ver van de geboorteplaats van Jeanne en speciaal voor haar had hij het kasteel gekocht. Toch hebben ze er niet vaak gewoond. Hun zoon Jan Jacob volgde hem op als heer van Rijnhuizen en hij kreeg o.a. in 1714 een zoon, geboren op het kasteel Finsprong, die ook weer Jan Jacob werd genoemd. Na het huwelijk van laatst genoemde Jan Jacob met Constantia Clara barones van Tamminga, Vrouwe van Maarsbergen en Maarn, besloot hij om zich in Nederland te vestigen. Mogelijk liet hij een jaar na zijn huwelijk, in 1738, Rijnhuizen verbouwen en breidde hij zijn bezittingen flink uit door de aankopen van de ridderhofsteden Oudegein, Stormerdijk en Wijnestein. Rijnhuizen vererfde steeds van vader op zoon, die allen Jan Jacob heetten, totdat Jan Jacob de Geer, die getrouwd was met Henriette Elisabeth Luden in 1884 overleed en alleen een dochter had. Deze dochter, Ada Mathilda de Geer, trouwde met Gijsbert Carel Duco baron van Hardenbroek van Lockhorst. Na het overlijden van haar man in 1902, blijft ze nog tot haar dood in 1943 op Rijnhuizen wonen. Het huis vererft dan op haar kleindochter Ada Mathilda Rutgers van Rozenburg, die getrouwd was met Meindert Repke van der Molen. Zij verkopen het huis in 1958 aan de Stichting Fundamenteel Onderzoek van de Materie (FOM), die op de buitenplaats een onderzoeksinstituut met laboratoria vestigde. De oudste afbeelding van het kasteel komen we tegen op een kaart van Jutphaas van Hendrik Verstralen uit 1626. We zien hierop een huis bestaande uit twee verdiepingen, dat gedekt wordt door twee evenwijdige zadeldaken met aan de achterzijde in het midden een toren. Bovendien is het huis omgracht en kon men aan de oostzijde het huis naar binnen gaan. Deze situatie komt overeen met de huidige toestand. Als we naar het huidige huis kijken, dan krijgen we niet de indruk, dat het van oorsprong een middeleeuws kasteel is geweest. Als we echter een plattegrond van de kelder zien, dan zien we dat deze ontstaan is uit een vrijwel vierkant gebouw met een tweebeukige aanleg, dat later uitgebouwd is. In de eerste helft van de 17e eeuw komen we meer kleine adellijke huizen tegen, die een tweebeukige indeling hebben. In dit deel van de kelder zijn om de ongeveer 2 m gordelbogen aangebracht, waartussen zich kleine segmentvormige gewelven bevinden. Deze gewelfvorm stamt waarschijnlijk uit de 15e eeuw; ook de kloostermoppen met het formaat 29 x 15 x 8 cm en de aanwezige spitsbogige nissen dateren uit die tijd. In de zuidwesthoek van het oudste deel van de kelder bevindt zich een ruimte van bijna 6 bij 6 m met een muurdikte van ongeveer 1 m. Waarschijnlijk heeft het kasteel van oorsprong een woontoren gehad, waaraan echter gelijktijdig een woonvleugel werd gebouwd. Tijdens herstelwerkzaamheden in 1964 werd vastgesteld dat het oudste vierkante deel in één keer gebouwd moet zijn. Eigenaar Reynoud van Tuyll van Serooskerken geeft tussen 1635 en 1640 de opdracht om het huis te verbouwen in strakke Hollands-classicistische stijl. Daarbij liet hij middeleeuwse vierkante huis uitbreiden met een zuidvleugel en vergrootte hij het oorspronkelijke huis door een verlenging in westelijke richting, waardoor er weer een bijna vierkant huis ontstond van 16 bij 18 m. Het huis had nu een driebeukige plattegrond gekregen. Door deze verbouwing vinden we niet veel meer terug van het oorspronkelijke middeleeuwse gebouw. Naast de middeleeuwse kenmerken die in de kelder teruggevonden kunnen worden, kan in de noord- en westgevel nog middeleeuws metselwerk aanwezig zijn. Op de bel-etage bevindt zich nu de vestibule met er achter een grote rechthoekige zaal. In de vestibuel bevindt zich de trap, die waarschijnlijk in opdracht van Reynoud werd aangebracht, maar zich waarschijnlijk wel op dezelfde plaats als de vorige trap bevindt. In de noordvleugel bevindt zich de 'grote zaal' met een grootte van 5,6 x 10,8 m, terwijl in de 17e eeuwse zuidvleugel twee volkomen gelijke zalen werden aangebracht. Op kelderniveau werden in deze zuidvleugel twee grote keukens met elk een stookplaats aangebracht. Het nog steeds omgrachte huis kreeg aan de oostzijde een voorplein, dat aan de oostzijde was afgesloten door een langgerekt dienstgebouw. In 1964 werden bij de herstelwerkzaamheden ook de funderingen van twee achthoekige torentjes aan de achterzijde van het huis teruggevonden. Deze twee torentjes gaven het kasteel vanaf de Vaartse Rijn gezien een kasteelachtig uiterlijk. Deze funderingen stammen ook uit de 17e eeuw. Het is onbekend wanneer deze torentjes afgebroken zijn, waardoor het huis zijn huidige blokvormige strenge verschijningsvorm gekregen heeft. De enige verfraaiing aan het huis zijn de middenrisalieten aan zowel de voorzijde als de achterzijde van het huis. Aan de voorzijde van het huis is deze middenrisaliet voorzien van een fronton met alliantiewapens. Na de verbouwing tussen 1635 en 1640 is er aan het exterieur van het huis verder weinig veranderd, op de eerder genoemde hoektorentjes na dan. Wel werd de brug veranderd; de vensters werden gemoderniseerd en vonden er veranderingen in het interieur plaats. Zo kreeg de grote zaal wandbespanningen met voorstellingen uit het leven van Alexander de Grote; in de zaal linksvoor werden de muren voorzien van geschilderde behangsels met bloemen. Niet lang nadat Ada Mathilda de Geer en Gijsbert Carel Duco baron van Hardenbroek in het huis gingen wonen (1884), lieten ze het interieur moderniseren. In de grote zaal, die door een eerdere vernieuwing Alexanderzaal werd genoemd, kreeg een nieuw plafond en er werd lambrizering aangebracht. Daarna veranderde er weinig aan het huis, tot het in 1950 werd gekocht door de FOM. zij lieten het huis in 1959 onder leiding van prof. J. Zwiers restaureren en aanpassen aan de nieuwe functie. |
Bewoners |
1459 - 1468 Johan van Rijn 1468 - 1497 Adriaan van Rijn 1497 - 1546 Dirk van Rijn 1546 - 1568 Johan van Rijn 1568 - 1573 Gerrit van Rijn 1573 - 1607 Johanna van Rijn 1607 - 1620 Wilhelmina van Riebeeck 1620 - 1627 Hendrik van Tuyll van Serooskerken 1627 - 1652 Reinoud van Tuyll van Serooskerken, getrouwd met Agnes van Reede tot Drakestein 1652 Agnes van Reede tot Drakestein 1652 - 1695 Louis de Geer, getrouwd met Jeanne Parmentier 1695 - 1738 Mr. Jean Jacques de Geer, getrouwd met Jacquelina Cornelia van Assendelft 1738 - 1781 Jhr. Jan Jacob de Geer, getrouwd met Constantia Clara Tamminga 1781 - 1819 Jhr. Jan Jacob de Geer, getrouwd met Jeanne Agathe von Meinertzhagen 1819 - 1828 Jhr. Jan Jacob de Geer, getrouwd met Martha Jeanne Meinertzhagen 1828 - 1876 Martha Jeanne Meinertzhagen 1876 - 1884 Jhr. Mr. Jan Jacob de Geer, getrouwd met Henriette Elisabeth Luden 1884 - 1943 Ada Mathilda de Geer, getrouwd met Gijsbert Carel Duco baron van Hardenbroek 1943 - 1958 Ada Mathilda Rutgers van Rozenburg (kleindochter), getrouwd met Meindert Repke van der Molen 1958 FOM |
Huidige doeleinden | In het huis is een Onderzoeksinstituut met laboratoria ondergebracht van de Stichting Fundamenteel Onderzoek van de Materie (FOM). |
Opengesteld |
Het huis is niet opgesteld. Wel organiseert de FOM één keer in het jaar (in
oktober) open huis. Het park rond het kasteel is in de weekends geopend voor wandelaars. Men moet dan wél vooraf tegen betaling van een borgsommetje een sleutel van het hek hebben gehaald bij de FOM. |
Foto's |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bronnen |
Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder
auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag. Historische Kring van Nieuwegein Foto 1, 4 t/m 8: Peter van der Wielen Foto 2: uit eigen collectie Foto 3: Elbert van Klaveren Foto 9 en 10: Eddie Afb. 1: boek: Provincie Utrecht, 1966 |