Realeneiland

Ligging Deze buitenplaats stond bij Vreeland, gemeente Stichtse Vecht.

Tekening door D. Stoopendaal (in

Andere benaming De Nes, Nessenrak, Huis te Nigtevecht
Ontstaan Het huis werd gesticht in 1687 door de familie Reael.
Geschiedenis De Nes, was een eilandje in de Vecht, ontstaan ten behoeve van de scheepvaart. De Vecht maakte hier een enorme bocht en men besloot hier de Vecht recht te trekken door het graven van een Vaart: de Nesservaart. Alleen via een klapbrug over deze vaart kon men nog op het eiland komen. In 1633 wordt dit eiland gekocht door de koopman en reder Pieter Jansz Reael, die het eiland "Reaelen Eylandt" liet noemen. Zijn kleinzoon Pieter Henricuszn Reael laat in 1687 op het eiland een buitenplaats bouwen, naar een ontwerp van de Amsterdamse architect Herbert Cramer. Deze architect was een jaar daarvoor, in 1686, benoemd tot "Stads Mr Metselaar en Keurmeester van de gebacke steen over Amsterdam" en overleed in 1705.
Na het overlijden van Pieter Henricuszn blijkt het huis tot 1758 in bezit te zijn van één van zijn dochters. Mogelijk erfde zijn enige zoon het huis, maar omdat hij kinderloos overleed in 1740, ging het huis over op zijn jongere zus Sara. Deze zus is niet getrouwd en na haar sterven in 1758, komt het huis in bezit van weer een andere zus: Wendela Eleonora. Zij was getrouwd met Willem Sautijn, die in 1729 Wolfsbergen in 's-Graveland had gekocht. Waarschijnlijk heeft ze Realeneiland verhuurd.

Wendele Eleonora werd 80 jaar en overleefde al haar kinderen. Het huis vererft dan ook op een schoonzoon in 1768, die het in 1775 aan zijn dochter Wendele Eleonora geeft, die getrouwd is met Willem Munter. Een jaar later wordt ze weduwe en besluit dan in 1781 te hertrouwen met Jan Carel Godin, die eigenaar is van Bolenstein. Zij is een zeer vermogende vrouw als vrijvrouwe van Doorn, Den Bosch en Sleeburgh en eigenaresse van Realeneiland. Zij sterft in 1814 en haar vermogen wordt geschat op f. 1825500.
Haar vermogen wordt verdeeld over haar 3 kinderen. Zoon Andries Cornelis Willem Munter erft o.a Huis Doorn, haar dochter Margaretha Johanna Munter het huis ten Bosch bij Uitermeer (bij Weesp) aan de Vecht en haar dochter Cornelia Adriane Munter het Huis De Nes. Zij woont echter in Dessau (Duitsland), omdat ze getrouwd is met Graaf Adolph Ludowich Christoph van Bosé. Zij verhuurd het huis aan J.H. Schallig en belsuit in 1821 haar Nederlandse bezittingen te verkopen.

De nieuwe eigenaar wordt Abraham Dubois, heer van Loenen en Kronenburg. Abraham werd in 1824 eigenaar van het kasteel Kronenburg, dat hij in 1836 liet afbreken. Op 7 september 1829 bracht hij De Nes weer in de verkoop en het wordt dan gekocht door Dirk Hoogbruijn voor f. 20.100,- De nieuwe eigenaar was grossier in sterke dranken en was al eigenaar van de hofsteden Noord- en Zuid- Wolfsbergen. Hij had geen belang bij de buitenplaats, want hij begint met de sloop ervan en verkoopt een jaar later de grond voor f. 4.050,- aan Jan van den Andel, burgemeester van Vreeland.

Als op 11 maart 1834 opnieuw De Nes in de verkoop komt, staat er op het terrein alleen nog een stal of schuur. Voor f. 6.050,- wordt Johan Friedrich Bekötter de nieuwe eigenaar. Hij laat een nieuwe buitenplaats bouwen, maar sterft al anderhalf jaar na de aankoop van de grond. Zijn weduwe besluit de nieuwe buitenplaats te verkopen, maar ziet er in eerste instantie weer van af, omdat ze er te weinig voor geboden krijgt. Maar enkele maanden later, begin 1836 verkoopt ze het huis toch voor f. 10.700,- aan Jonkheer Geerhard Johannes Beeldsnijder van Voshol.
En dan is het gedaan met de buitenplaats. Er wordt in Vreeland een vergadering belegd om te komen tot het oprichten van een papierfabriek en wel op het terrein van het Huis De Nes. Deze fabriek komt er, maar het gaat vanaf het begin heel slecht en na bijna 5 jaar wordt de febariek failliet verklaard.

De grond wordt dan gekocht door Jan van Andel, burgemeester van Vreeland en tot 1927 blijft de grond in eigendom van deze familie. Op het terrein staan twee gewone woonhuizen. In 1927 wordt het eiland verkocht aan H. Pos en J.A.M. Nieuwendijk, waarvan de laatste het 3 jaar later alleen in handen krijgt. In 1934 wordt De Nes gekocht door de Amsterdamse Ballast Maatschappij, die veel van het zand gebruikt voor het ophogen van omliggende terrein en ook voor de verkoop.
In 1982 wordt De nes verkocht aan de "Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten", die nu nog steeds de eigenaar is.

Deze buitenplaats had kasteelachtige allures door zijn architectonische vormen, had een ruim voorplein en was omgeven door een vierkante gracht.
In "de Zegepralende Vecht" komen we een afbeelding tegen van het huis, die echter onduidelijk is door de vele bomen om het huis. Een beter beeld van het huis krijgen we via een aantal prenten van de graveur Bastiaan Stoopendaal. Bij deze platen wordt vermeld, dat de eerste steen van Realeneiland gelegd werd op 8 April 1687 en dat het huis op 21 Augustus van datzelfde jaar "onder de kap" werd gebracht. Jammer genoeg heb ik (KBR) deze afbeeldingen niet.

Men bereikte het huis over een rechthoekig voorplein, dat omsloten was door muren en torens op de beide hoeken aan de voorzijde. Boven een onderhuis verhieven zich twee verdiepingen. In het midden was de dubbele voordeur met bovenlicht; een stoep leidde naar boven. Aan weerszijden was een smal gangraam, horizontaal gedeeld en voorzien van een onderluik. Corresponderende met deze indeling bevatte de bovenverdieping drie vensters en een balkon boven de voordeur, versierd met de alliantiewapens van Pieter Reael en Maria Eleonora Huydecoper, de eerste eigenaars van het huis.
Aan weerszijden kwamen risalieten naar voren. Elk had in beneden- en bovenverdieping één flink raam met kruiskozijn en onderluiken; de hoeken werden geaccentueerd door bandachtige pilasters. Een gootlijst vormde de scheiding tussen de gevel en het dak, dat van monumentale schoorstenen met puntkappen en windwijzers was voorzien.

Het volgende stukje vind ik zelf erg saai, maar is toegevoegd voor de liefhebbers:
Opmerkelijk waren de weloverwogen proporties van de sobere gevel. De hoogte van het huis bedroeg, zonder het dak, de helft van de lengte. De breedte van de risalieten was gelijk aan de afstand van de grond tot de vensterbanken van de bovenramen; de afstand van deze vensterbanken tot de bovenkant van de daklijst kwam overeen met de hoogte van het dak van de risaliten. De diagonalen van de gehele gevel sneden elkaar in het hart van het bovenlicht boven de voordeur. Een horizontale lijn door dit punt, die dus het huis in twee gelijke helften verdeelde, deelde de bovenramen van de benedenvensters juist in de helft. De stoep besloeg een derde van de breedte van het middengedeelte van den gevel. De diagonalen over de risalieten sneden elkaar in het midden van de bovenramen van de benedenverdieping. De schuine lijnen van het dak liepen evenwijdig aan de denkbeeldige lijn, die het binnenvoetpunt van een risaliet verbond met het midden van de basis van de er tegenover liggende schoorsteen. De vensterbanken van de benedenverdieping lagen ter hoogte van de snijpunten van de diagonalen over het gehele huis en die over de risalieten. Zo was het gehele ontwerp wiskundig uitgebalanceerd.

Wanneer men het huis naar binnen ging, kwam men in het "voorhuys" of gang, met aan weerskanten twee vertrekken, die achter elkaar lagen. De gang eindigde in een achthoekige koepelzaal, die uit de achtergevel sprong. Onder deze koepelzaal bevond zich de evengrote keuken. In één van de wanden van de koepelzaal was een kast aangebracht.
De afbeeldingen van zowel Stoopendaal als in "de Zegepralende Vecht" tonen ons de achterzijde van het huis. Hierop ziet men dat de vensters aan de zij- en achterkant voorzien waren van kruiskozijnen en luiken voor de onderramen. Verder geeft de prent in "de Zegepralende Vecht" enig idee, hoe de omheining van het voorplein eruit gezien heeft: een lage muur, versierd met pilaren waarop tuinvazen en op de hoekpunten ronde torentjes met kegelvormige bedakingen. Dit voorplein vertoonde sterk de invloed van de middeleeuwse kasteelbouw; de torentjes en ook de muur vormden de laatste resten van de verdedigingswerken. verder bezat Realenstein tot koepels geworden paviljoens, die via muurtjes of galerijen met het huis verbonden waren.

Realeneiland heeft qua bouwstijl veel overeenkomsten met het Johanniterslot, dat omstreeks 1660 voor Johan Maurits van Nassau-Siegen te Sonnenberg bij Wiesbaden (D) gebouwd werd en het kasteel Oud-Poelgeest bij Leiden, dat in 1668 herbouwd werd voor de Hugenote Marie Catherine de Vermandois. Bij de bouw van Realeneiland heeft mijn waarschijnlijk gebruik gemaakt van voorbeelden uit het boek van de Parijzenaar Jean Lepautre (1618-1682) "Architecture de diverses nouveaux", dat omstreeks 1670 te Amsterdam opnieuw werd uitgegeven door Cornelis Danckerts.
Bewoners 1633 - 1643 Pieter Jansz Reael
1643 - 1656 Henricus Pieterszn Reael
1656 - 1701 Pieter henricuszn Reael
1701 - 1740 Jan Pieterszn Reael (onzeker)
1740 - 1758 Sara Reael (zus)
1758 - 1768 Wendela Eleonora Reael (zus)
1768 - 1775 David ten Hove (schoonzoon), getr. met Cornelia Adriana Reael (overl. 1750)
1775 - 1814 Wendela Eleonora ten Hove (dochter)
1814 - 1821 Cornelia Adriane Munter
1821 - 1829 Abraham Dubois, heer van Loenen en Kronenburg
1829 - 1830 Dirk Hoogbruijn
1830 - 1834 Jan van den Andel, burgemeester van Vreeland.
1834 - 1835 Johan Friedrich Bekötter
1836 - 1853 Jonkheer Geerhard Johannes Beeldsnijder van Voshol.
1853 - 1857 Martina Adriana Maria van Toulon (weduwe van voorgaande)
1857 Gerrit Gijsbertus van den Andel
- 1907 Jan van den Andel
1907 - 1924 T.J.A. Dipehuis, getrouwd met N.C.J. van den Andel
1924 - 2927 N.C.J. van den Andel (weduwe)
1927 - 1930 H. Pos en J.A.M. Nieuwendijk
1930 - 1934 J.A.M. Nieuwendijk
1934 - 1982 Amsterdamse Ballast Maatschappij
1982 "Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten"
Huidige doeleinden Van het huis is niets meer terug te vinden.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948
J. Boerstra, Verdwenen buitenplaatsen in Vreeland - De Nes, In: Jaarboekje 1989 van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, blz 23 - 37
Afb. 1: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948