Paddenburg

Ligging Deze buitenplaats stond aan de Rijksstraatweg 87 in Baambrugge.

Ets van de buitenplaats door Abraham Rademaker uit 1730

Ontstaan Paddenburg werd waarschijnlijk in 1664 gebouwd.
Geschiedenis De buitenplaats Paddenburg komen we tegen op een kaart van Gerrit Drogenham uit 1700 en vormt samen met Patiëntie, Bassenhoff en Meebaal een aaneengesloten rij van huizen ten zuiden van Baambrugge. Uit de archieven kunnen we niet vaststellen wanneer het huis gebouwd werd, omdat in het rampjaar 1672 alle archieven van Abcoude-Baambrugge verloren zijn gegaan. Paddenburg was echter voorzien van een gevelsteen met het jaartal 1664 en op basis daarvan en ook qua bouwstijl, zal het huis in dat jaar gebouwd zijn. Paddenburg was het grootst van deze vier hierboven genoemde huizen en als enige beschikte het huis over een boederij.
Sinds 1648 was een deel van de grond waarop Paddenburg stond door de heren van Gaasbeek in leen gegeven aan Hendrik Willemszn Dommer en diens schoonzoon, Cornelis Barchman Wuytiers, werd met de gronden in 1661 beleend. Cornelis werd dus de bouwheer van Paddenburg en zijn weduwe kocht in 1682 nog een stuk grond tussen Paddenburg en Meebaal, waarmee Paddenburg zijn uiteindelijke grootte van 36 morgen bereikte. Aan de overzijde beschikte Paddenburg ook nog over een overtuin, die gebruikt werd als moestuin of plantsoen.

De familie Barchman Wuytiers was een oud Rooms-Katholiek Amsterdams geslacht, dat zich bezig hield met houthandel, scheepsbouw en zitting had in de regering van Amsterdam. De familie bezat een wapen, dat de eerste eigenaar liet aanbrengen op de linker pilaar van het toegangshek tot Paddenburg. Op de andere pilaar bracht hij het wapen van zijn vrouw aan. Zijn echtgenote was gedurende 30 jaar regentes van het Aalmoezeniershuis te Amsterdam. Na de dood van Cornelis bleef zijn weduwe tot haar dood in 1696 in het huis wonen. Na haar dood vererfde het huis op hun tweede zoon Simon, die altijd ongehuwd gebleven is. Simon heeft bijna zijn hele leven op Paddenburg gewoond en trol zich het lot van zijn familie aan. Zo werd hij in 1701 voogd over de kinderen van zijn zuster Margareta en in 1702 voogd over de kinderen van zijn broer Hendrik. Daarnaast was hij administrateur van de goederen van zijn nicht Elisabeth Rijkcksz. In 1718 zijn zijn 3 broers, Joan, Hendrik en Jan Baptist en 2 zussen Marguerita en Geertruyt overleden en in 1724 zijn er alleen nog kinderen in leven van zijn broer Jan Baptist en zijn zussen Marguerita en Cornelia.
Verschillende keren moest Simon zijn testament aanpassen. In 1718 werd eerst zijn zus Cornelia aangewezen als erfgename van Paddenburg en als zij in dat jaar sterft, wordt haar enige dochter vrouwe Joanna Elisabeth Bleesen erfgename. In 1724 werd duidelijk dat zijn erfgename geen kinderen kon krijgen en wees hij zijn neef Herman Rijksz als erfgenaam aan. Deze Herman was een zoon van zijn zus Marguerita, die getrouwd was geweest met mr Jean Carel Rijksz. Voor f. 10000,- mocht Herman het huis, inclusief een er tegenover gelegen boerderij met 9 morgen grond en een aan de westzijde gelegen "espergietuintje" kopen.

In 1727 sterft Simon Barchman Wuytiers en het huis komt in bezit van zijn al hierboven genoemde neef Herman Rijcksz. Deze Herman was in 1701 getrouwd met Isabella Margarita Heerman en dit echtpaar kreeg twee kinderen: Jan Carel en Isabella Margaretha. Als Herman in 1736 sterft erven zijn twee kinderen zijn zeer uitgebreide nalatenschap, die echter ongedeeld blijft.
Jan Carel trouwt in 1736 met Margarita Maria van Baerle, waarbij hij een groot aantal kinderen krijgt. In 1738 maakt hij nog gebruik van Paddenburg als zomerverblijf, maar al snel (1743) verhuist hij naar Montfort in Limburg, waar hij drossaard van de heerlijkheid Montfort wordt. Daarmee woonden ze in het kasteel van Montfort en hij sterft daar ook in 1777, bijna 65 jaar oud.
Zijn zus Isabella Margarita trouwde met baron Jean Philippe de Pelichy, heer van Turksweert. Zij woonden eerst op Gildestein in Utrecht, waar zij zeven kinderen kregen, waarvan er 3 jong sterven. Als Isabella in 1747 sterft, verhuisd Jean Philippe met 4 kinderen naar Brugge, waar hij burgemeester wordt.

Uit voorgaande moge duidelijk zijn dat beide kinderen niet veelvuldig en misschien wel helemaal geen gebruik meer hebben gemaakt van Paddenburg. Ook blijkt er niets uit de archieven dat ze het huis verhuurd hebbben. Alleen in 1784 is er sprake van het betalen van de pacht uit de boedelinventaris van de in dat jaar overleden pachter Klaas Boom.
Ook de klein- en achterkleinkinderen van Herman Rijcksz. en Isabella Margarita Heerman hebben weinig belang bij Paddenburg en pas in 1805 besluiten de gezamenlijke nakomelingen het huis te verkopen. In de verkoopakte worden 8 kinderen en kleinkinderen van Jan Carel vermeld en van Isabella Margarita de kinderen Geertruyd (1743-1825) en Theodore (derde baron de Pelichy). De gezamenlijke erfgenamen verkopen Paddenburg aan mr Paulus Willem Bosch, die zich later Bosch van Drakensteyn noemt.

Rond 1800 was de rol van de buitenplaatsen als zomerwoning wel een beetje uitgespeeld, maar gelukkig was dat niet het geval met Paddenburg, het werd zelfs als hoofdwoning in gebruik genomen. Zowel de heer Bosch van Drakesteyn als twee daarop volgende eigenaars, Charlemagne Joseph Bruna en mr Jacobus Johannes Christoffel de la Sablonière hebben een aantal jaren in het herenhuis gewoond en verhuurden boerderij en landerijen.
De heer Bruna, die Paddenburg van 1817 tot 1821 in bezit had, hield zich in de periode bezig met het onderhoud aan het huis en liet de verschillende opstallen verbeteren. In het grootboek van de metselaarsbaas Dirk de Groot uit Baambrugge komen we verschillende rekeningen betreffende Paddenburg tegen. Ook de paardenstal met daarop een bengel werd gerenoveerd. In dit grootboek komen we ook tegen: "twee jaar koffie/thee gedronken als ik bij Ued. werkte: f2."

De hierboven genoemde bengel werd geluid als het schafttijd was voor het personeel. Deze bengel is bewaard gebleven en nu onderdeel van de in 1909 nieuw gebouwde boerderij Paddenburg en draagt het randschrift "Soli Deo Gloria 1754". Maar wie deze bengel heeft laten aanbrengen is helaas niet meer te achterhalen.
In 1820 probeert de heer Bruna het huis te verkopen, wat hem echter niet lukt. De omschrijving luidt dan: "Paddenburg met desselfs hecht en sterk en uitmuntend nieuw opgebouwde dubbele heerenhuizinge, afzonderlijk staand koetshuis, stalling en tuinmanswoning, koepel en verdere getimmerten, menagerieën, boomgaarden, tuinen, broeierijen, bosschen, lanen en vijvers, groot 4 morgen". Een jaar later weet hij wel een verkoper te vinden voor zijn huis, namelijk de heer De la Sablonière.

Jacobus Johannes Christoffel de la Sablonière was een jaar eerder getrouwd en zijn vrouw beviel in 1824 op Paddenburg van een dochter. In 1827 probeert hij het huis te veilen, maar omdat het hoogste bod tegenviel, besluit hij het niet te verkopen. Maar een jaar later vindt hij wel een koper en het huis Paddenburg gaat over in handen van Jan Christoffel Rente Linsen, koopman te Amsterdam.
Deze heer Rente Linsen laat de opstallen afbreken en verhuurt nog datzelfde jaar de landerijen aan Jan Miltenburg. Hiermee komt een einde aan het bestaan van de buitenplaats Paddenburg!
Bewoners 1661 - 1681 Cornelis Barchman Wuytiers
1681 - 1727 Simon Cornelisz Barchman Wuytiers
1727 - 1736 Herman Rijcksz
1736 - 1777 Jan Carel Rijckssz
1777 - 1805 erven van Jan Carel Rijcksz
1805 - 1816 Paulus Willem Bosch van Drakensteyn (koop)
1816 - 1817 Joan August Classen (koop)
1817 - 1821 Charlemagne Joseph Bruna (koop)
1821 - 1828 Jacobus Johannes Christoffel de la Sablonière (koop)
1828 Jan Willem Rente Linsen (koop)
1828 afgebroken
Huidige doeleinden Op de plaats van de buitenplaats bevindt zich nu een boerderij.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: Ir D.L.H. Slebos, Meer Baambrugse buitenplaatsen, in: Jaarboekje 2003 van het Oudheidkundig Genootschap van Niftarlake, blz. 66 - 98
Afb. 1: Hollands Arcadia Of de vermaarde Rivier Den Amstel. Alle deszelfs Lustplaatzen, Herenhuizen en Dorpen, Zig uitstrekkend van Amsterdam af door Ouderkerk, Abcoude, Baanbrug tot Loenersloot; wederkerende langs de vermaklyke Landgezichten van de Wetering