Geschiedenis
|
Op het terrein van de oude boerderij "Ooyevaarshorst" bevindt zich een terrein
met duidelijke grachten. Op één van de door deze grachten omsloten ‘eilandjes’ heeft
het herenhuis gestaan. In de 60er jaren van de 20e eeuw zijn hier bij het rooien
van de boomgaard muurresten/fundamenten gevonden van tussen de 40 en 50 centimeter
dik. Te dun voor een middeleeuws kasteel maar dik genoeg voor een flink
herenhuis.
De boerderij Ooyevaarshorst zal zo rond 1200 zijn ontstaan, gelijktijdig met de hoeve
Den Treek, door ontginning vanaf de hoger gelegen Leusder hei. Er is echter de eerste
eeuwen geen sprake van een kasteel, landgoed of buitenplaats.
Wanneer het herenhuis precies is gebouwd, is niet bekend. Uit oude belastingregisters
blijkt dat dit ná 1599 is geweest. In een pachtcontract van 23 oktober 1681 tussen
eigenaar Jhr. Johan de Wreede en de (nieuwe) pachter van de Oyevaershorst Beert
Woutersz. wordt echter vermeld "houdende de Lantheer het steenen huys als heden".
Aangezien er niet gesproken wordt over een nieuw stenen huis, kan worden aangenomen
dat het huis er al een tijd stond. Dat blijkt dan ook uit een kaart van landmeter J.
van Diepenem uit omstreeks 1640 waarop een schetsje van het huis Ooyevaarshorst staat
(afb. 1).
In een volksverhaaltje wordt vermeld dat bij de sloop van het grote huis de gevelsteen
in de gracht terecht gekomen is. Bij latere baggerwerkzaamheden zou die steen naar
boven zijn gehaald en geplaatst zijn in de gevel van de zuidelijk van Den Treek
gelegen boerderij Wellom. Er is daar inderdaad een gevelsteen ingemetseld met in het
midden een familiewapen, waarnaast staat: Anno 1614:

Als dit verhaal op waarheid berust en 1614 inderdaad het bouwjaar is, dan zou het
huis gebouwd kunnen zijn in opdracht van een jonkheer Van Ravenswaey. In 1536 was
de boerderij namelijk eigendom van Herman Ravenswaey en bleef dat naar verluid tot
1586. Van 1640 tot ten minste 1657 was Jhr. Johan van Ravensway de eigenaar. In de
periode daartussen is de eigendom helaas minder duidelijk, maar het goed zal vrij
zeker in deze familie gebleven zijn.
Maar van wie is dit familiewapen? Er schijnt naar te zijn gezocht door de heer W.
Bos, maar hij heeft de familie die dit wapen voerde niet kunnen vinden. (Bovenstaand
plaatje is overigens het wapen van Gillis Jansz. Beth (1560-1633) schilder,
commissaris en regent van het spinhuis in Amsterdam, maar dan in spiegelbeeld
weergegeven.)
Rond 1660 wordt Aernout Temminck eigenaar van Ooyevaarshorst en na zijn dood in 1666
zwaait zijn weduwe Agatha Mom er de scepter. In de periode van 1674 tot 1693 worden
afwisselend zoon Adriaan Temminck, zijn zuster (?) Bernarda Temmingh, weduwe van
mr. Joh. Wreede en (haar zoon?) Johan Wreede als eigenaar vermeld.
In 1693 wordt de buitenplaats gekocht door Petrus Philippus van Blockland, getrouwd
met Maria Margaretha Büninck. Na het overlijden van Petrus in 1714 houdt zijn weduwe
het goed in eigendom. Zij bewoonde het grote huis en staat over de perioden van 1736
tot 1743 en van 1747 tot 1759 zelf als gebruiker van de boerderij geregistreerd.
In 1759 erft Johan Diderik van Blokland het landgoed dat ongeveer 60 morgen (ongeveer
52 hectare) groot is en daarnaast nog een aandeel heeft in de gemeenschappelijke
heidegronden van de ‘Leusderberg’. Johan was ritmeester van een compagnie cavallerie
en niet getrouwd. In zijn testament van 1785 laat hij Ooyevaarshorst na aan Johan
Grothe, zoon van Laurens Grothe heer van Nummerdor. Wat zijn relatie met de Grothe’s
was is niet bekend. Op 7 oktober 1785 wordt de waarde van de nalatenschap getaxeerd
voor de belasting. Het bestaat uit "Een Heere huysinge met een Bouwhuijs, tuijn,
Boomgaard, gragten en Steegen, mitsgaders een boere Hofstede bestaande in een huysinge
met ruijm vier en vijftig morgen. Soo bosch als Bouw, Weij hooij en Heyland daaraan
behorende strekkende van de Leusbr.weg tot aan de genoemde Heyde genaamt
Oyevaarshorst. Item een Streepje Bosch en Weyland de Veltschoren genaamt. Als meede
twee huysjes en hoven met ses à seven morgen Bouw en Weijland staande en gelegen aan
de Noordzijde van de Vieweg genaamt de Veldschoren en het Blokje". Totale waarde
f. 5.600,-. In 1801 verkoopt Johan Grothe de Ooyevaarshorst aan Albert Prince.
Op 9 juni 1807 laat Albertus Prince te ’s-Hertogenbosch het volgende publiek
verkopen: "Eerstelijk Een Heere Huizinge Koetshuis Stalling en Knegts Wooninge met
deszelfs Zeer vrugtbaare Thuin, gragten, Boomgaard, Laan, en zestien mergen Bouw
en Weijlande met een Duivenhok op het Zelve genaamd oijevaarshorst...", "Ten tweede
de boere Hofstede oijevaarshorst bestaande in Zedert wijnig jaaren nieuw gebouwde
boere huizinge bakhuis Schapenhok, en twee hooij of Koornbergen..." enz., enz. en
"Ten derde Twee nieuw Gebouwde wooningen staande onder een dak met ruim zes mergen
land genaamd de Vreecampen...". De koper van alle drie kavels werd mr. Willem Hendrik
de Beaufort voor een totaalbedrag van f. 7.455,-.
Ook in deze stukken is weer sprake van een "Duivenhok" en het stuk land waar dit stond
wordt nog steeds "De Duivenkamp" genoemd. Ook in 1681 is al sprake van "de
Duyfhuyscamp" bij Ooyevaarshorst. Een teken dat het huis eigendom was/bewoond werd door
een adellijke familie. Het houden van duiven was, net als het houden van zwanen,
namelijk een privilege dat voorbehouden was aan de adel. Dat de naam van dit perceel
meer dan 300 jaar (!) de zelfde naam heeft behouden mag bijzonder worden genoemd.
Na ongeveer 200 jaar is het huis in het eerste kwart van de 19e eeuw waarschijnlijk
bouwvallig geweest of in ieder geval niet meer representatief genoeg om veel geld aan
onderhoud uit te geven. Is er in 1807 nog sprake van een "Heere Huizinge", op de
kadasterkaart van 1832 staan alleen lege stukjes land aangegeven. Bij het ‘huiseiland’
staat vermeld: ‘tuin’. Het huis is dan dus inmiddels gesloopt. Het verhaal gaat
overigens dat jonkheer De Beaufort het grote huis heeft laten slopen om het
afbraakmateriaal te gebruiken voor een uitbreiding van Den Treek. De boerderij is nog
steeds eigendom van de familie De Beaufort.
|