Noordwijk

Ligging De woontoren Noortwijck lag in het gebied dat de Veertig Hoeven wordt genoemd, in Nederlangbroek. De toren stond tussen de boerderijen De Grote Maat en De Kleine Maat links van de provinciale weg van Utrecht naar Wijk bij Duurstede, voorbij de kruising met de weg Cothen-Langbroek, gemeente Wijk bij Duurstede.

Afbeelding van het huis op de kaart van H. Verstralen uit 1630

Ontstaan Het huis wordt voor het eerst genoemd in 1380.
Geschiedenis De naam Noortwijck kunnen we opsplitsen in 'noort' en 'wijck'. Omdat het een leen was van de "Van Abcoude’s", die heren van Duurstede waren, lag deze bezitting vanuit Wijk bij Duurstede gezien in de alleruiterste noordoosthoek van het grondgebied en daarmee is het eerste gedeelte van de naam te verklaren. Overigens lag in de zuidwesthoek van datzelfde gebied de hofstede Zuidwijck (nu nog een straatnaam). Het woord 'wijck' duidt op enkele bij elkaar staande gebouwen.
De woontoren Noortwijck lag in Nederlangbroek, terwijl de er naast gelegen boerderij Noortwijck tot het grondgebied van Wijk bij Duurstede hoorde. De vlakbij gelegen omgrachte boerderij "De (Grote) Maat", die al in de 14e eeuw genoemd wordt en vaak samen met Noortwijck qua eigendom dikwijls in één hand waren, lag weer in Cothen.
In 1322 komt de naam Noortwijck voor het eerst voor. In dat jaar behoudt Megtildis de Nortwik, weduwe van Herbertus Overdijvechte, het vruchtgebruik op goederen in Nijendijk (onder Cothen). In 1326 komt zij als Mechteld van Noertwijc voor. Of er enig verband is geweest met de woontoren, is niet te achterhalen. Als gebouw wordt Noortwijck voor het eerst in 1380 genoemd.

De oudste vermelding (uit 1380) luidt: "Pontiaen van den Zile van syn steenhuys tot Noertwiic met 5 merghen lants daer 't op staet en die naest den voerscheyden huyse gheleghen siin te broecwaerts daer nu boven naest ghelant is Dirc Pawe ende Meeus, viscopers ende borghers t'Utrecht ende beneden naest ghelant is here Robbrecht van Arkel...". Het geslacht Van Zyl is een Cothens geslacht, dat zich vernoemd heeft naar het goed Ten Zyl, dat naast de hofstede De (Grote) Maat stond. In 1367 werd Ten Zijl verkocht en de mogelijkheid bestaat dat ze toen de woontoren Noortwijck gebouwd hebben. In 1367 werd 's nachts door Gijsbert en Willem van Zyl in Utrecht stenen en balken gestolen, die bestemd waren voor de bouw van de Dom. Die bouwmaterialen zijn naar Langbroek vervoerd om aldaar te worden gebruikt voor de bouw van een steenhuis. Zou dit Noortwijck zijn geweest? Wel is bekend dat de twee broers achterneven van Pontiaen waren en dat ze nog een zus hadden, Zwaneld van Zyl, die getrouwd was met Jan Pawe. Dit echtpaar had een zoon Dirk Pawe, die ook in 1380 genoemd wordt!

Noortwijck was een leen van de heren van Abcoude, terwijl enige stukken grond leenroerig waren aan de heren van Zuilenburg te Overlangbroek. Nadat de woontoren waarschijnlijk gebouwd was door Pontiaan van den Zijl, ging deze al in 1408 door vererving over op de familie Van Weerdestein. Deze familie zegelde met het wapen van de familie Van Zyl. In 1448 wordt Willem de Vlieger beleend met het huis, die elf jaar later sterft en opgevolgd wordt door zijn broer Otto van der Stege, maar diens broer, Hubert Jansz, draagt Noortwijck over aan Melis uten Eng. Een jaar later wordt de toren overgedragen aan Pieter van Westreenen, waarna Noortwijck ruim 100 jaar in deze familie blijft, die zich later "Van Noortwijck en Westreenen" en "Van Noortwijck" noemt.
De familie Van Westrenen was een regentenfamilie uit Amersfoort met bezittingen in Amersfoort en in het Kromme-Rijngebied. Na de dood van Pieter van Westrenen, in 1469, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Meeus van Westrenen. Hij was getrouwd met Aleyd Claes Meuszdr en dit echtpaar krijgt een zoon, die zich, nadat hij eigenaar geworden is van Noortwijck in 1489, eerst Lambert van Westrenen van Noortwijck gaat noemen en later alleen Lambert van Noortwijck. Hij is o.a. schepen en burgemeester van Amersfoort geweest.

Lambert heeft twee zonen: Peter en Frans: beide hebben gestudeerd in Leuven. Peter wordt de nieuwe eigenaar van Noortwijck, hoewel hij priester is geworden. Na zijn dood in 1553 erft zijn jongere broer de toren. Frans woont eerst in Amersfoort, maar in 1579 blijkt hij in Utrecht te wonen. Frans heeft naast twee dochters alleen een buitenechtelijke zoon.
Als in 1581 Frans van Noortwijck sterft wordt de toren beleend aan diens achterneef Gijsbert van Zuilen van Nijeveld voor Willem van Zuilen van Nijeveld, die dan nog minderjarig is. Na enkele wisselingen binnen de familie Van Zuilen van Nijeveld, wordt in 1624 Leonard de Bars, kapitein van een compagnie infanterie de nieuwe eigenaar. Mogelijk kocht hij Noortwijck voor f. 2000, - en hij wordt bij zijn overlijden in 1632 "heer van Noortwijck" genoemd. Hij wordt opgevolgd door zijn dochter Dorothea de Bars, die met een "Van Brakel tot Kermesteijn" getrouwd was. Na haar dood in 1677 wordt haar zoon Jonkheer Lodewijk Van Brakel tot Kermesteijn de nieuwe eigenaar. Twaalf jaar (in 1689) later sterft Jonkheer Lodewijk en wordt opgevolgd door zijn zoon Jonkheer Johan Frederik van Brakel, heer van Kermesteijn.

Hij heeft blijkbaar niet zoveel belang bij Noortwijck, want verkoopt deze 10 jaar later aan Joost Aelbertsz. van Bemmel voor f. 5180,-. Om de toren te kunnen kopen sluit Joost een lening af van f. 3500,-!! In 1704 wordt Albert Joosten van Bemmel beleend na de dood van zijn vader Joost. Blijkbaar erven de kinderen van Joost ook de schulden, want in 1712 lossen twee van zijn dochters f. 1000,- af van bovengenoemde lening. Albert sterft in 1744 en dan wordt zijn zuster Weijntje de nieuwe eigenaresse. Waarschijnlijk zag zij al aankomen dat ze de toren zou erven, want in 1743 had ze Noortwijck al verkocht aan IJsbrand Bruijn Georges. Vanaf 1 januari 1744 is hij de nieuwe eigenaar voor f. 5000. IJsbrand is heel kort daarna overleden, want in augustus 1744 wordt Dirk Bruijn Georges al met Noortwijck beleend, terwijl de weduwe van IJsbrand Bruijn Georges de eigenaresse blijft. De vrouw van Dirk koopt de helft van Noortwijck op 26 april 1765 van haar schoonzus voor f. 2000,-. Waarschijnlijk is de toren dan al zo goed als verdwenen.
Na de dood van Dirk in 1788, wordt zijn oudste zoon, George Bruijn Dircksz met Noortwijck beleend, die het geheel voor f. 3200,- verkoopt aan Adrianus Booij. Twee jaar later verkoopt Adrianus Noortwijck voor f. 2000,- aan IJsbrand de Kock Jansz. Tot zijn dood in 1818 is IJsbrand eigenaar, maar daarna verkoopt zijn weduwe Anna Maria van Goudoever Noortwijck inclusief 9 morgen land aan Jacob [van] Leur. Meer dan 100 jaar, tot 1940, blijft de boerderij in deze familie. Sinds 1943 is de boerderij "De Kleine Maat" eigendom van de familie Van Rijn, eigenaar van "De Grote Maat".

Van oorsprong was Noortwijck waarschijnlijk een steenhuis van twee bouwlagen, terwijl er zich op de voorburcht een houten boerderij heeft bevonden, waarvan in 1408 in een akte gesproken wordt. Meestal werden houten gebouwen niet genoemd in akten, omdat deze in die tijd als roerende goederen werden beschouwd, die een pachter kon "meeverhuizen", als hij elders een stuk grond ging pachten. Tussen 1408 en 1448 is de 'steenhuyse' verhoogd tot een toren van 3 of 4 woonlagen met op elke woonlaag één vertrek, wat bij andere woontorens in het gebied ook het geval was. De woontoren stond op een klein eilandje omgeven door een brede gracht. De toren is ongeveer vierkant, 9 bij 9 meter, en is zo'n 14 meter hoog. De muren waren 125 cm dik en de ingang bevond zich op de eerste verdieping van waar men via een houten ophaalbrug op de omgrachte voorburcht kon komen. De voorburcht was via een brug toegankelijk vanuit een poortgebouw aan de overzijde van de gracht. Bij veel woontorens is in de loop van de tijd tegen de toren een zogenoemd zaalhuis aangebouwd. In 1448 wordt dan ook gesproken over "die hofstadt tot Noortwijck mit den toeren en steenwerke". Waarschijnlijk is de boerderij op de voorburcht inmiddels ook van steen.
Daarna wordt er in de archieven regelmatig melding gemaakt van de toren. In 1699 blijkt dat de boerderij verbrand is: "verkoop van de 'van outs vermaerde' hofstede Noortwijck met 34 á 35 morgen schone wei- en bouwland, een boomgaard plus 'een toorn of spijcker in sijn graghten', schuren, bergen, erf en stenen van het verbrande bouwmanshuis", terwijl deze in 1670 in elk geval nog bewoond was. Hoewel in 1689 gesproken wordt over "hofstad van Noortwijck met de toren en steenhuis", zou het heel goed kunnen zijn, dat de boerderij door het Franse leger in 1672-1673 in brand is gestoken. Wat verder opvalt, is dat de toren waarschijnlijk in gebruik is voor graanopslag, omdat er gesproken wordt over een "spijcker."

Het vermoeden bestaat dat de toren in de loop van de achttiende eeuw steeds verder is afgebroken en dat een deel van de stenen hergebruikt zijn voor de bouw van het nog bestaande duif- annex bakhuis van boerderij De Grote Maat, die in of voor 1722 werd gebouwd. De muren bestaan namelijk uit middeleeuwse kloostermoppen.
Er zijn twee onduidelijke afbeeldingen van Noortwijck bewaard gebleven. De eerste komen we tegen op een kaart van De Roy van de provincie Utrecht uit 1696, waarop Noortwijck als een eenvoudig huissignatuurtje aangegeven is. De andere staat op een kaart, die landmeter Hendrick Verstralen in 1630 voor het Domkapittel te Utrecht in kleur maakte. Boerderijen werden met bruingekleurde muren aangegeven, terwijl de woontorens Sandenburg, Walenburg en Noortwijck muren hebben die roodgekleurd zijn en de daken blauw. Omdat de tekeningetjes van Sandenburg en Walenburg vrij goed overeenkomen met hun uiterlijk in die tijd, is het aannemenlijk dat het tekeningetje van Noortwijck ook realistisch is. We zien een stenen toren met een zadeldak gedekt met leien. De toren is verbonden met een lager stenen zaalhuis met een leien zadeldak en op de kop ervan een schoorsteen. In 1636 wordt ook gesproken over een huis, met een toren daaraan vast. Op de kleine afbeelding lijkt het erop dat de toren twee rijen ramen had en het zaalhuis één rij: dit duidt erop dat de toren vier bouwlagen (benedenverdieping, twee woonverdiepingen, zolder) telde en het zaalhuis drie (benedenverdieping, woonverdieping, zolder). Hiermee was Noortwijck een "standaard"-woontoren. Het is jammer dat tekenaars als Jan de Beyer in de 18e eeuw geen tekening van het huis gemaakt hebben, maar mogelijk stelde het toen niet veel meer voor. In 1765 is er bij de verkoop in 1765 nog sprake van de toren, terwijl deze in 1788 niet meer genoemd wordt. Mogelijk heeft de eigenaar Dirck Bruyn Georges rond 1770 de toren afgebroken.

Op een Kadastrale kaart uit 1832 zijn de huisplaats en de ten noorden ervan gelegen omgrachte voorburcht nog zichtbaar. Om de huisplaats is echter geen gracht meer aangegeven. Het terrein had in dat jaar de bestemming van boomgaard en telde een oppervlak van bijna 0,4 ha. Het terrein van de voorburcht was ca 65 x 45 meter en omgeven door een gracht van zo'n 5 meter breed. De huisplaats was ongeveer 30 x 27,5 meter, groot genoeg voor een woontoren van 9 x 9 m en een zaalhuis. De voorburcht was waarschijnlijk via een brug verbonden met de huisplaats. De voorburcht bestond uit een huis, een erf en waarschijnlijk een bakhuis.

In 1884 kreeg de Ooster Stoomtram Maatschappij vergunning van de provincie Utrecht voor de aanleg van een trambaan van Wijk bij Duurstede via Cothen en Langbroek naar Doorn. Deze trambaan zou volgens bewaard gebleven tekeningen met een boog om het terrrein van Noortwijck heenlopen, maar bij de aanleg is de baan gewoon rechtgetrokken door het dempen van een deel van de gracht rond de voorburcht. De tramlijn is nooit rendabel geweest en werd in 1931 opgeheven. Bij het later opruimen van de trambaan is met de vrijgekomen grond de gracht van Noortwijck helemaal gedempt.

De naam Noortwijck komt voor het laatst op de Kadastrale kaart uit 1832 voor. Dan wordt de hofstede nog Noortwijck genoemd, terwijl daarna steeds gesproken wordt over "De Kleine Maat". Waarom de naam veranderd is, is niet duidelijk: vanaf het midden van de achttiende eeuw tot 1941 wordt de hofstede steeds bewoond door één en dezelfde familie, namelijk Van Leur. De naam Noortwijck is geheel verdwenen, ook de familie Van Rijn die sinds 1905 op de aanpalende "De Grote Maat" woont, kent de naam niet. In 1940 sterft met Hendrikus van Leur de laatste bewoner van de boerderij. In 1943 komt de boerderij plus de grond in handen van familie Van Rijn van De Grote Maat. Ongeveer tien jaar later besluit die familie een nieuwe boerderij aan de Landscheidingsweg te bouwen. De boerderij bleef wel staan, maar na de grote stormen van eind 1972 - begin 1973 waarbij de boerderij nog verder in een bouwval veranderde, is de boerderij op een schuur na, geheel afgebroken.
Bewoners 1380-1408 Pontiaan van den Zijl
1408 Elsbeen van Weerdestein
1430 - 1448 Willem [de Wit] van Weerdestein
1448 - 1459 Willem de Vlieger
1459 - 1460 Melis uten Eng
1460 - 1469 Pieter van Westreenen
1469 - 1489 Meeus alias Bartholomeüs van Westreenen
1489 - 1541 Lambert van Westreenen
1541 - 1553 Mr. Peter van Noortwijck en Westreenen
1553 - 1581 Frans van Noortwijck
1581 Willem van Zuilen van Nijeveld
- 1605 Johan van Zuilen van Nijeveld
1605 - 1622 Gijsbert van Zuilen van Nijeveld
1622 - 1624 Johan van Zuilen van Nijeveld
1624 - 1642 Leonard de Bars
1642 - 1677 Dorothea de Bars
1677 - 1689 Lodewijk van Brakel tot Kermesteijn
1689 - 1699 Jonkheer Johan Frederik van Brakel, heer van Kermesteijn
1699 - 1704 Joost Aelbertsz. van Bemmel
1704 - 1744 Albert Joosten van Bemmel
1744 Weijntje Joosten van Bemmel
1744 IJsbrand Bruijn Georges
1744 - 1788 Dirk Bruijn Georges
1788 - 1789 George Bruijn Dircksz
1789 - 1790 Adrianus Booij
1790 - 1818 IJsbrand de Kock Jansz.
1818 - 1943 familie Van Leur
Huidige doeleinden Halverwege tussen de twee boerderijen De Grote Maat en De Kleine Maat staat een nieuwe bungalow met een stuk daarachter dicht bij elkaar twee grote lei-bomen. Op enige afstand achter de bomen bevindt zich een schuur met een rood pannendak en nog een boom. Dat is alles wat vandaag resteert van de boerderij Noortwijck. Van de woontoren zelf resteren in het weiland, in de vorm van een laagte, alleen nog de vage contouren van een gracht.
Zeer waarschijnlijk bevinden zich in de grond nog wel de funderingsresten van zowel het steenhuis als van de hofstede. Het terrein is nu in gebruik als weiland.
Opengesteld De boerderij De Kleine Maat en het terrein zijn niet toegankelijk.
Foto's Detail van het ontwerp van de trambaan rond Noortwijck (1886) Op een kaart van het kadaster uit 2000 zijn nog steeds voor- en hoofdburcht herkenbaar
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhosteden in Utrecht, 1995
A.A.B. van Bemmel, De vergeten woontoren Noortwijck tussen Cothen, Langbroek en Wijk bij Duurstede. In: Het Kromme-Rijngebied, nr. 34-4 (2000), blz. 57-73.
Af.=b. 1 t/m 3: A.A.B. van Bemmel, De vergeten woontoren Noortwijck tussen Cothen, Langbroek en Wijk bij Duurstede