Nieuw-Hoogerlust

Ligging De buitenplaatst staat aan de Rijksstraatweg nr. 204 in de gemeente Stichtse Vecht.

Afbeelding avn Hoogerlust door J. de Beyer ca 1745

Andere benaming Hoogerlust (voor 1877)
Ontstaan De oudste vermelding van het huis Hoogerlust dateert van 1729.
Geschiedenis Zoals hierboven genoemd, komen we de naam Hoogerlust voor het eerst tegen in een akte uit 1729, maar in 1711 wordt er al een (eenvoudig) huis verkocht door Willem Vrancken van der Saal aan Johan de Haas. Doordat het in het noorden grenst aan land van Mr. Willem van den Broeck, de eigenaar van Vegtvliet, betreft dit ook Hoogerlust. Overigens wordt alleen het huis verkocht; de grond is eigendom van Cornelis Jacobsen Ockhuysen.
Johan de Haas is "Schout van Breukelen Staten en Nyenrodes Geregten" en wordt daarin opgevolgd door Hendrik Block, die ook het huis gekocht heeft. In 1722 verkoopt Hendrik het huis met "het erff oft de grond van dien voor dese erftpagtgoet geweest van Cornelis Jacobsz. Ockhuijsen". De nieuwe eigenaar wordt nu Jacob Lindenbergh en het vermoeden bestaat, dat hij, omdat grond en huis nu in één hand zijn, het huis heeft verbouwd of een nieuw huis heeft laten bouwen, dat hij de naam Hoogerlust geeft. De naam die we vanaf 1729 tegen komen. In 1722 wordt er gesproken over een "strookje" land en Jacob probeert er meer land bij te krijgen. Dat lukt hem door een stuk tuin te pachten van zijn buurman op Vegtvliet: voor vijf gulden en tien stuivers. Jacob trouwde met Anna de Burlett en het echtpaar kreeg zeven kinderen, waarvan er vier jong overleden. Jacob zelf sterft al in 1727 en zijn weduwe blijft nog veertien jaar op het huis wonen.

Jacob en zijn vrouw begingen vele misdaden, zoals betalen met vals gestempelde schellingen, betaalde geen poortergeld, liet zilveren pennen maken met van binnen lood; lieten dure boeken stelen uit de winkel van zijn vader, liet slechte kwaliteit Bijbels drukken en betaalde de papierverkopers en drukkers niet, enz. (met dank aan Mevr. Dr. I.H. van Eeghen).
Van weduwe Anna de Burlett weten we alleen met zekerheid dat ze in 1737 op Hoogerlust woonde en het jaar daarvoor had haar schoonzoon Elliott nog een lening van f. 1000,- afgesloten op Hoogerlust, bestemd voor haar zoon Jan Ferdinand, voor "alimentery en zijne studie". De hypotheekverstrekker was Jonker Jan Jacob de Geer, heer van Rijnhuijze. In 1741 wordt het buiten geveild en ook dan blijkt dat er veel schulden zijn.

De nieuwe eigenaar wordt Hendrik Colonius, een rijke koopman uit Amsterdam. Zijn ouders stierven snel na elkaar en hun kinderen erfden een groot vermogen. Hendrik is in 1741 negenenveertig jaar oud en nog maar drie jaar getrouwd met Angenieta van Broekhoff. Hij had twee jaar eerder al een groot pand in Amsterdam gekocht voor f. 40.000,-. Een oom van hem woonde op de buitenplaats Hoogerwerf in Loenen, zijn zus Geertruyd bezat onroerend goed in Breukelen en een nicht van hem, Geertruy Grim, woonde op Bosch en Vecht. Hij gebruikte, net zoals zovele andere kooplieden uit Amsterdam, Hoogerlust als zomerverblijf en pas aan het eind van zijn leven (mogelijk vanaf 1762) gaat hij er permanent wonen.
De buitenplaats lag ten noorden van de buitenplaats Vechtstroom, maar in die tijd bevonden zich daar nog drie percelen: een gang, die een overpad vormde voor bouwland ten westen van de dijk, een perceel met boerderij van Erenst Woutersen Koijman en een erf met huis van de Amsterdamse timmerman Arnoldus van Hoorn. De eigenaar van Vechtstroom is dan Jan Willink Janszoon en hij koopt in 1736 het bouwland ten westen van de dijk en wordt daarmee eigenaar van de gang. Colonius is daar niet blij mee en laat in 1742 tussen zijn landgoed en de gang een muur bouwen. Deze moet echter weer worden afgebroken, omdat deze "wel seven à acht duymen" over de grensscheiding heen gebouwd wordt. In 1744 koopt Willink ook het erf met huis ten noorden van zijn landgoed en Colonius het perceel met boerderij van Koijman, dat daarmee een enclave vormde in het landgoed van Vechtstroom. Veel ruzie ontstond er tussen Colonius en Willink over een muur tussen het nieuwe perceel van Colonius en de gang van Willink. Willink bouwde twee keer een muur en Colonius één maal, maar deze werden alle weer afgebroken en uiteindelijk kwamen ze tot het besluit, dat Colonius de gang koopt van Willink en dat Willink een nieuwe uitweg voor zijn bouwland maakt. Colonius was "seer veel gelegen tot bevrijding van sijne Hofsteede en Erven": hij betaalt f 1.050 voor de gang en ook nog f. 300,- voor de extra kosten die Willink moet maken. Een enorm bedrag voor een gang van 25 meter!! Hiermee konden de buurmannen vreedzaam naast elkaar leven.

Hendrik Colonius sterft op 9 december 1763 op Hoogerlust en wordt begraven in Amsterdam. Het huwelijk is kinderloos gebleven en zij laat als enige erfgenamen in januari van het volgende jaar al een nieuw testament opstellen. Ze gaat vermoedelijk weer in Amsterdam wonen en verkoopt Hoogerlust in mei 1764 aan Gerard van der Burgh voor f 6.500.
Gerard is getrouwd met Anna Aletta Varlet en het echtpaar heeft drie kinderen. Hoewel hij kanunnik van de Dom is geworden, wonen ze nog wel in Amsterdam. Pas een jaar later wordt hij ingeschreven als nieuwe burger van Utrecht. Zeven jaar later verkoopt hij de buitenplaats al weer voor f. 10.000,- aan Maria de Marees, weduwe van Nicolaas Tonis, wonende te Amsterdam. Ook hun enige zoon Daniel Gerard wordt kanunnik van de Dom en de familie was erg rijk. Daniel Gerard koopt in 1803 voor het enorme bedrag van f 167.000,- de heerlijkheid Cronenburgh bij Loenen.

Maria de Marees was al sinds 1759 weduwe en had alleen een zoon. De twee andere kinderen, de het echtpaar Tanis-de Marees kreeg, waren jong overleden. Na de koop van Hoogerlust blijft ze in Amsterdam wonen en gebruikt het buiten alleen als buitenhuis. Negen jaar later sterft ze en haar zoon Hendrik Nicolaas erft alle bezittingen.
Door het schrijven van twee dissertaties rondde hij zijn studie in Utrecht af in 1778 en mocht mr. voor zijn naam zetten en in 1781 trouwt hij met Frederica Elisabeth Cramer. Naast Hoogerlust kocht de heer Tonis in de Vechtstreek bouwland in de Otterspoorbroek, de buitenplaats Vreeden Hoff in Nieuwersluis en een klein deel van Vechtvliet. Dit stuk grond was sinds Jacob Lindenbergh gepacht van Vechtvliet en Hoogerlust werd daarmee een "geheel en al vrij en allodiaal goed". Het lijkt er op dat hij zich op Vreeden Hoff gaat concentreren, doordat hij na 1800 begint van de verkoop van verschillende bezittingen. Hij had ook de buitenplaats Oud-Over geërfd en deze wordt al vrij snel van de hand gedaan, gevolgd door Hoogerlust in 1801. Voor een bedrag van f. 5500,- aan Thomas Bruyn.

De nieuwe eigenaar Thomas Bruyn is makelaar in Amsterdam en was twee keer getrouwd: eerst met Maria Stiesel en later met Maria Theresia Hoeman. Uit zijn eerste huwelijk krijgt hij één zoon en uit zijn tweede huwelijk vijf kinderen. Het gezin gebruikt Hoogerlust als zomerverblijf en in 1828 sterft Thomas op 72-jarige leeftijd. Zijn weduwe en zes kinderen erven ieder 1/7 deel van zijn nalatenschap, terwijl de zoon uit zijn eerste huwelijk uitgesloten wordt van de erfenis van Hoogerlust, omdat Thomas en Maria Theresia op huwelijkse voorwaarden waren getrouwd en Hoogerlust pas na hun huwelijk werd gekocht.
In 1833 kopen twee zoons, Abraham Jacob en Laurens Augustus Bruyn de buitenplaats en steenfabriek Vecht en Rhijn voor f 32.300,-. In 1842 wordt besloten Hoogerlust te verkopen, maar na een half jaar is er nog steeds geen koper gevonden en ze besluiten het huis dan via een openbare veiling te verkopen. In de Utrechtsche Provinciale en Stads-Courant van 3 mei 1843 wordt het huis als volgt beschreven: "[] Het Buitenverblijf genaamd Hoogerlust, alleraangenaamst gelegen zoo aan de Straatweg, als aan de rivier de Vecht, onder de Gemeente Breukelen, zeer nabij het dorp en daardoor bijzonder geschikt voor Zomer en Winterverblijf, met deszelfs Hechte, Sterke, weldoortimmerde en zeer Logeabele HEERENHUIZINGE, Koetshuis, Stalling, Koepel, Tuin en Erve, zijnde de huizinge voorzien, van zes zoo Boven als Benedenkamers, Keuken, Kelder, Droogzolder met twee Domestiquekamers en Vliering". Voor het enorm lage bedrag van f. 3000,- wordt Hoogerlust dan verkocht aan Lourens Krook, meester-timmerman en molenmaker uit Loenen.

Lourens Kroon trouwt met Dirkje Vleugel en heeft in 1818 Vrederust bij Loenen gekocht. Maar hij is alleen geïnteresseerd in het tuinmanshuis en verkoopt het buiten een jaar later. Hoogerlust heeft hij waarschijnlijk alleen als investering gekocht, want het huis verkoopt hij al weer drie jaar later, maar met een winst van f. 2300,-!
De buitenplaats wordt nu gekocht door kostschoolhouder Nicolaas Monné en zijn vrouw Dina Gerarda Jacoba Snel. Hoogstwaarschijnlijk heeft Nicolaas zijn kostschool in Hoogerlust ondergebracht. Een deel van de grond, net daarop het koetshuis, de stalling en de daggelderswoning verkoopt hij voor f 1.800 aan Albertina Henriette Gildemeester, weduwe van Jan Coenraad Duuring en eigenaresse van Vegtvliet en Vechtstroom. Het lijkt er niet op dat de kostschool een succes was: in het bevolkingsregister worden slechts drie leerlingen vermeld en in de ze jaar dat hij eigenaar was sloot hij twee hypotheken op het huis af. Eén van f. 2.500,- via A.A. Kok, eigenaar van Boom en Bosch en één via "Zijne Excellentie de Hoogwelgeboren Heer Godard Alexander Gerrit Philip Baron van der Capellen van Berkenwoude".
In 1852 verkoopt hij Hoogerlust aan juffrouw Albertine Johanne Marie Gobelius Schadd voor f. 7000,- en zij neemt ook de kostschool over, die dan wel tot bloei komt: totaal 25 leerlingen in de leeftijd van 9 tot 23 jaar. In 1855 trouwt ze met Everhardus Pieter Temminck, die notaris in Utrecht is, waarna ze in Utrecht gaat wonen en daar krijgt het echtpaar twee kinderen. In 1866 sterft ze; haar kinderen zijn dan negen en zes jaar oud. De leiding van de kostschool komt dan eerst in handen van Andrietta E. van Oosterzee, die echter al een maand na haar komst sterft en dan weer opgevolgd wordt door Coenraad Nicolaas Klausz. Hoogstwaarschijnlijk was de heer Klausz geen prettige werkgever, want hij heeft in de negen jaar dat hij de leiding had, verschillende secondanten in dienst gehad, die het niet lang vol hielden. De kostschool had zelfs ruimtegebrek en door Klausz wordt voor f. 650,- per jaar Vechtstroom gehuurd en in 1871 zelfs gekocht voor f. 5.600,-.

In 1884 sterft Temminck en de toenmalige kostschoolhouder, G.A. de Waal, vertrekt niet lang daarna, waarmee een einde komt aan de jongenskostschool. De gemeente wil de school voortzetten, nu als meisjeskostschool, maar door het lage traktement bedanken twee personen. De Gemeente Breukelen heeft het plan Hoogerlust te kopen van de kinderen Temmink, maar de meningen zijn daar verdeeld over, doordat enkele gemeenteraadsleden vinden, dat "het perceel zeker wel het slechtste te Breukelen is en in de loop der tijden zeer groote reparatiën zal vereischen". In januari 1888 wordt het huis gekocht voor f. 6.500,- In de akte komen we nu voor de eerste keer de naam Nieuw-Hoogerlust tegen. Wanneer de naam veranderd is, is niet bekend, mogelijk is voor deze nieuwe naam gekozen tijdens de verbouwing die na 1888 plaats vond. De Gemeente heeft een lening van f. 8000,- moeten afsluiten voor de aankoop en de verbeteringskosten van Nieuw-Hoogerlust, zowel het huis als de tuin. Het huis werd geschikt gemaakt als meisjeskostschool en er werd een directrice aangesteld. In de komende twaalf jaar zouden dat er drie zijn: Mej. L.F. van Deinse, Mej. H.J. Prinsen en Mej. G.J. Akersloot van Houten Roos.
Vermeldenswaardig is dat Mej. Prinsen bij haar aanstelling om een bad- en mangelkamer, maar dit verzoek werd niet ingewilligd, terwijl mej. Akersloot van Houten Roos ook haar broer in het huis wilde laten wonen. Maar ook dit verzoek werd niet ingewilligd, want de raad "acht het verblijf van een jongmensch in een jongemeisjesschool verkeerd" en besloot "dat geen jonge mannen het huis mogen bewonen". Volgens het bevolkingsregister heeft deze broer toch gewoon in het huis gewoond.
Na het vertrek van Mej. G.J. Akersloot van Houten Roos in 1901 besluit de Gemeente Breukelen het huis te verkopen. Er kwam uiteindelijk een bod van f. 4000,- door de heer H.C.H. Maas, waarmee het huis weer particulier bewoond wordt.
In de vorige eeuw woonde in het huis de heer Molenkamp, die op 95-jarige leeftijd in 1980 overleed. Hij kon veel vertellen over de buitenplaatsen langs de Vecht, ook omdat hij van een aantal van deze buitens eigenaar was geweest.
Bouwgeschiedenis Vermoedelijk heeft Lindenbergh het huis dat hij gekocht had in 1722 afgebroken of rigoureus laten verbouwen tot een fraaie buitenplaats, ook door het aankopen van een stuk tuin van zijn buurman. Een tijdgenoot woonde op Meerenhoef in Breukelen en beschreef het huis in 1725. Deze Wyerman noemde Hoogerlust "dat Spookpaleys der Vegt", dat "aan veele bekent met den Doopnaam van Slakkenburg" was door anderen "Kleyn Angola" genoemd werd. De bouwheer was vermaard "door zyn kromme Pooten". Het huis heeft een lage en smalle ingang, is voorzien van Engelse schuiframen en slechts één Engelse schoorsteen. Verder waren er een stal, een tuinhuis, een wonderlijke volière en een tuinpoort met een protserig monogram.
In 1727 sterft Jacob Lindenbergh en zijn weduwe Anna de Burlett blijft nog tot 1741 eigenaresse. In die periode wordt het buiten nog uitgebreid met "een steenen speelhuys door haar daerop getimmert".

De buitenplaats had ook de beschikking over een overtuin, die zich aan de andere zijde van de huidige Rijksstraatweg bevond. Aan de zuidzijde van het gebouw bevinden zich enkele gebouwen, die vroeger uit de stal, het koetshuis en de tuinmanswoning van Hoogerlust bestonden. In 1852 werden deze gekocht door Mevrouw A.H. Duuring-Gildemeester, de eigenaresse van Vechtvliet.

Tijdens de verbouwing, die plaats vond na de koop door de Gemeente Breukelen in 1888, werden alle sporen uit de 18e eeuw uitgewist. Zowel het exterieur als het interieur werd grootschalig aangepakt. Alle plafonds, deuren, schoorsteenmantels, trappen, de marmeren vloer in de gang op de begane grond en de ramen zijn allemaal 19e eeuws.
In de tuin bevond zich een houten prieel met op een vergulde windvaan de letters N en H. Dit prieel is tijdens de Tweede Wereldoorlog door brand verloren gegaan.
Bewoners - 1711 Willem Vrancken van der Saal
1711 - 17xx Johan de Haas (koop)
17xx - 1722 Hendrik Block
1722 - 1727 Jacob Lindenbergh (koop)
1727 - 1741 Anna de Burlett, weduwe van voorgaande
1741 - 1763 Hendrik Colonius (koop)
1763 - 1764 Angenieta van Broekhoff, weduwe van voorgande
1764 - 1771 Mr. Gerard van den Burgh (koop f. 6500)
1771 - 1780 Maria de Marees, weduwe van Mr. Nicolaas Tonis (koop f. 10000)
1780 - 1801 Mr. Hendrik Nicolaas Tonis
1801 - 1828 Thomas Bruyn (koop f. 5500)
1828 - 1843 Maria Theresia Hoeman, weduwe van voorgaande en 6 kinderen
1843 - 1846 Lourens Krook (koop f. 3000)
1846 - 1852 Nicolaas Monné, kostschoolhouder te Breukelen
1852 - 1866 Albertine Johanne Marie Gobelius Schadd, getrouwd met E.P. Temminck
1866 - 1888 Erven A.J.M. Temminck-Gobelius Schadd
1888 - 1901 Gemeente Breukelen-Nijenrode (koop f. 6500)
1901 - 1904 Hermann Carl Heinrich Maas (koop f. 4400)
1904 - 1905 Maria Mathilda Biesta
1907 - 19xx Bernard Verbiest
19xx - 1928 Paulus Gerardus Verbiest
1928 - 1980 Jacob Molenkamp, kaaskoopman (koop f. 15000)
1980 - 1982 erven familie Molenkamp
1982 Dr. Jan Willem Gunning, getrouwd met drs. Louisa Johanna Schepers
Huidige doeleinden Het huis is particulier bewoond.
Opengesteld Het huis is niet toegankelijk.
Foto's
Bronnen Tekst: E. Munning Schmidt, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, 1985
J.W. Gunning, Hoogerlust in de achttiende en negentiende eeuw: Buitenverblijf en Kostschool, in: jaarboekje Niftarlake, 1984, blz. 49 - 70
Afb. 1: H.J. van Es, De buitenplaats Vechtstroom te Breukelen