Ligging |
Van dit fraaie buitenhuis is niets meer terug te vinden. Het stond in Maarssen-Dorp,
gemeente Stichtse Vecht, op de plek waar nu de Julianaweg loopt.
|
Ontstaan | Waarschijnlijk is Ter Meer in 1083 gebouwd door Emeritus van der Meer. De eerste vermelding van het huis dateert van 1394. |
Geschiedenis |
Mogelijk heeft de familie van der Meer vele eeuwen op het kasteel gewoond, hoewel
we dat pas met zekerheid weten als Frederik van der Meer in 1394 met het kasteel
wordt beleend. Het is onduidelijk waar deze familie Van der Meer vandaan komt. Volgens Van Veldhuizen (1985) zou de familie afkomstig zijn van de heerlijkheid Meere of Ter Meer op het Zeeuwse Zuid-Beveland. Een andere optie is dat het een zijtak van de familie Van Loenersloot betreft. De familie Van Loenersloot bezit een tijns en een deel van de tiend en rechtsmacht in Maarssenbroek (o.a. Splinter van Loenersloot). Omdat de Van der Meer's later beleend worden met deze goederen, zou er heel goed sprake kunnen zijn van een familieband. In de 12e en 13e eeuw komen we ook nog de familie Van Maarssen tegen. Een relatie met het Huis Ter Meer kan echter niet bewezen worden. Frederik van der Meer wordt door bisschop Frederik van Blankenheim op 5 februari 1394 met het kasteel en drie morgen land beleend en tevens de tienden geheven over het oude land van Maarssen. Op dit tiende wordt in 1348 al een lijftocht vermeld in bezit van een Leuwe, die getrouwd is met Gijsbert van der Meer. Hieruit blijkt dat de familie al langer bezittingen in Maarssen heeft gehad. Naast leenman van de bisschop, is de familie ook leenman van de Graaf van Holland, wat we ook zien bij twee andere families die in Maarssen voorkomen: de familie Van IJsselstein (Goed ten Bosch) en de familie Van der Slijk. Mogelijk bestond er een familieband tussen de Van der Meers en Van der Slijks. Onder andere in 1396 en 1400 vinden er transacties van land plaats, waarbij leden uit beide families betrokken zijn. Ook bestond er rivaliteit tussen deze twee families, want in 1403 wordt Gillis van der Slijk door Frederik van der Meer vermoord. Deze Gillis was sinds 1400 beleend met de versterkte hofstede Het Slijk door Willem van Abcoude, terwijl de Van der Slijks ook leenmannen van de Van Zuylens waren. Na de dood van Gillis, wil Gilles' zoon Splinter het leen niet overnemen en zien we dat Jan van der Meer er in 1409 mee beleend wordt. Deze familie noemde zich zowel heer van Maarssen, als heer van Maarssenbroek. Frederik van der Meer was getrouwd met Elisabeth van Loenersloot en van dit echtpaar zijn vier kinderen bekend: Jan I, Fye, Gijsbrecht en Zweder. Na de dood van Frederik voor 5 april 1418 volgt zijn zoon Jan I hem op. Jan trouwt met Odilia van Horst, een dochter van Alfer van Horst en Elisabeth van Hodenpijl en achternicht van Splinter van Nyenrode, heer van Bolenstein. Dit echtpaar krijgt vier kinderen, waarvan Clementia trouwt met Zweder van Zuylen en hun enige bekende zoon Jan II, zijn vader opvolgt na diens dood voor 1449. Jan Jansz II trouwt met Mechteld van Utenham en krijgt ook weer een zoon Jan III, die met Lijsbeth van Clarenborch trouwt. Uit dit huwelijk wordt onder andere zoon Joost geboren, waarvan bekend is dat hij ministeriaal van de bisschop van Utrecht was. Joost van der Meer draagt het kasteel Ter Meer in 1457 over aan Jacob van Amerongen. Maarssenbroek blijft nog tot 1475 in het bezit van de familie, maar gaat dan over naar Gijsbert van Heusden. Ook andere bezittingen in Maarssen worden verkocht. Zo verkoopt Jan II van der Meer in 1457 28 morgen aan Zweder van Zuylen, zijn schoonzoon. In 1525 wordt het huis verkocht door de erfdochter Maria van Amerongen aan de landcommanderij van Utrecht. Het huis wordt dan bewoond door Steven van Zuylen van Nijevelt als toenmalige landcommandeur van de Duitse Orde Balije van Utrecht. Hij liet het aanmerkelijk versterken, uitbreiden en verfraaien en gaf het de naam Zuylenburg. Steven heeft niet lang op het kasteel gewoond, want als hij in 1527 een soldaat laat doodschieten, die in zijn gracht aan het vissen was, werden diens kameraden kwaad en namen hierop wraak door het huis te overvallen en in te nemen, waarbij Steven sneuvelde of vermoord werd. De volgende landcommandeur die met het huis beleend wordt, is Wouter van Aemstel van Mijnden. Negen jaar later overlijdt hij (1536) en wordt opgevolgd door Albert van Egmond (1538). In datzelfde jaar (1538) wordt het ook door de Staten van Utrecht erkend als Ridderhofstad. In 1546 vinden we al weer een ander eigenaar op het kasteel: Antoon van Meerten van Esschenstein, die het in 1560 opdroeg aan zijn zoon Hendrik van Abcoude van Meerten. Hendrik heeft maar één dochter, Anna: zij wordt er in 1580 mee beleend. Maar al een jaar later draagt zij het huis over aan Hendrik van Zoudenbalch, heer van Urk. In 1596 werd het leen opgedragen aan Johan van Vladeracken, na diens dood verviel het aan Barbara van Abcoude van Meerten, die er in 1601 mee werd beleend. Volgens haar laatste wilsbeschikking komt Ter Meer in 1615 aan Johan de Cock van Opijnen, als voogd over de dochter van haar zus: Anna van Vladeracken. Nadien ontstonden er langdurige processen over het bezit van dit goed en uiteindelijk wordt overeengekomen dat Johan de Cock het in bezit houdt. In 1630 komt het huis aan Hendrik van Gent, heer van Gent en in 1671 aan Adam van Lockhorst, heer van de Lier. Het huis, dat ook wel het Slot Te Maerssen wordt genoemd, heeft dan nog een zuiver middeleeuws karakter met twee hoektorens en gebouwen met trapgevel rond een binnenplaats. Het kasteel is dan nog omgracht. We zien dit op een tekening van Roelant Roghman. In 1672 wordt het kasteel door de Fransen verwoest en blijft dan gedurende ongeveer 35 jaar als ruïne bestaan. In 1702 wordt Vincent Maximiliaan van Lockhorst met Zuylenburg beleend. Hij laat in 1710 de restanten van het kasteel opruimen en laat er een nieuw luisterrijk paleis bouwen. Het werd een huis van elf ramen breed met een balustrade en ornamentwerk: gebouwd in de Franse stijl van die tijd. Om het paleis werd een groot park aangelegd en de naam werd weer terugveranderd in Huis ter Meer. Van dit park zijn rond 1740 door Hendrik de Leth 26 gravures gemaakt, die ons een goed beeld geven van hoe groot en fraai dit park was. Het huis kon benaderd worden via twee oprijlanen. En deze twee lanen liepen ongeveer gelijk met de huidige Parkweg. Deze begint aan de ene kant bij de kruising waar Breedstraat en Raadhuisstraat samen komen, en aan de andere kant waar de Kerkweg en de Binnenweg samen komen. Het begin van de oprijlaan aan deze zijde wordt nog steeds gemarkeerd door twee stenen palen van het vroegere toegangshek. Deze stammen uit de 19e eeuw. Op 18 oktober 1772 wordt door Willem V en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruissen een bezoek gebracht aan Maarssen, waarvan door Jacob Bicker Raye, in de zomermaanden bewoner van Geesberge een verslag is gemaakt in zijn dagboek. Na het bezoek aan het buiten Luxemburg "stapte om een uyre Sijn Hooghijt met eenigen Heeren in het slopeje van den Heer van Dam, 't welk met veel vlaggen en wimpels fraay versiert was en Haare Koninklijke Hoogheit in het Staatejagt van Uytregt en staaken de Vegt over naar de plaats van de Hoog Welgebooren Vrouwe van termeer en Maarssen, van Lockhorst, alwaar Hoogstdezelve het middagmaal hielden. Na den eeten die fraaye plaats besigtigden, onder het springen der fonteynen rondwandelden en na den middag om half vier weeder na Soestdijk vertrokken". Tot 1788 blijft ter Meer in bezit van het geslacht Lockhorst, waarvan de laatste vrouwelijke afstammelinge Agneta Geertruida van Lockhorst, het in 1787 bij testament overdroeg aan haar neef Diederik van Tuyll van Serooskerken. Dit geslacht woont op ter Meer tot 1853, waarna het verkocht wordt aan mr. Evert du Marchie van Voorthuysen. Dhr. du Marchie van Voorthuysen woont tot 1868 in het huis, waarna hij het gaat verhuren. Eén van de huurders is luitenant-kolonel H.W.C. Reijneke van Stuwe, die van 1880 tot 1884 in het huis woont. Zijn dochter Jeanne schrijft later 2 boeken, waarin het huis Ter Meer een rol speelt. Deze twee boeken heten: 'Huize ter Aar' en 'De kinderen van Huize ter Aar'. De zoon van Evert verkoopt het huis in 1894 weer aan jhr. mr. Henrick van Weede, die Nederlands gezant bij de Paus was. In de 19e eeuw is het huis steeds verder in verval geraakt en rond 1900 komt het in bezit van drie Maarssenaren, die maar één doel hebben en dat is het huis afbreken. Het park rond het huis was zo dicht, dat het huis, dat niet ze ver van de Vecht stond, alleen van de overkant van de Vecht zichtbaar was. De drie nieuwe eigenaren beginnen met het omzagen van de bomen, om daar in elk geval al wat aan te kunnen verdienen. Op een eikenboom en 3 kastanjebomen na, wordt het hele park gerooid. Het huis ligt er nu kaal bij en al snel zijn er gegadigden die wel een kavel willen kopen. Tot 1903 blijft het huis bewoond om daarna te worden afgebroken en de rest van het terrein te kunnen verkavelen. |
Bewoners |
1083 Emeritus van der Meer 1390 - ca 1418 Frederik van de Meer, getrouwd met Elisabeth van Loenersloot ca 1418 - ca 1439 Jan I van der Meer (zoon), getrouwd met Odilia van Horst Jan II van der Meer (zoon), getrouwd met Mechteld van Utenham Jan III van der Meer (zoon), getrouwd met Lijsbeth van Clarenborch 1440 - 1457 Joost van der Meer (zoon) 1457 Jacob van Amerongen - 1525 Maria van Amerongen (dochter) 1525 landcommanderij van Utrecht 1525- 1527 Steven van Zuylen van Nijevelt 1527 - 1536 Wouter van Aemstel van Mijnden 1538 - 1546 Albert van Egmond 1546 - 1560 Antoon van Meerten van Esschenstein 1560 Hendrik van Abcoude van Meerten 1580 - 1581 Anna van Abcoude van Meerten 1581 Hendrik van Zoudenbalch, heer van Urk 1596 Johan van Vladeracken 1601 Barbara van Abcoude van Meerten 1615 Johan de Cock van Opijnen, voogd over Anna van Vladeracken 1630 Hendrik, heer van Gent 1671 Adam van Lockhorst, heer van de Lier 1672 Zuylenburg verwoest 1702 Vincent Maximiliaan van Lockhorst, laat een nieuw luisterrijk paleis bouwen - 1788 Agneta Geertruida van Lockhorst 1787 Diederik van Tuyll van Serooskerken - 1853 geslacht Tuyll van Serooskerken 1853 - 1894 Mr. Evert du Marchie van Voorthuysen 1868 - 1880 burg. jhr. D.J.A. van Lawick Pabst tot Nijevelt (huurder) 1880 - 1884 lt. kolonel H.W.C. Reijneke van Stuwe (huurder) 1884 - 1889 jhr. J.M. van Asch van Wijck (huurder) 1894 Jhr. Mr. Henrick van Weede 1894 - 1899 mr. J.H. Kool (huurder) 1899 - 1900 mevr. Kool-Portielje (huurder) 1900 - 1901 dhr. H. de Wit en dhr. J. Spiering 1901 dhr. Kuurman 1901 N.V. Hollandse Bank 1903 afgebroken |
Huidige doeleinden | Van het kasteel is niets meer terug te vinden. Alleen zijn er nog twee hekpalen van het vroegere toegangshek bewaard gebleven. Men kan deze vinden bij de driesprong Parkweg - Binnenweg - Kerkweg in Maarsen-Dorp. |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, 1995 boek: Provincie Utrecht, 1966 Orgaan van de Historische Kring van Maarssen, 1995, blz. 54-55 Orgaan van de Historische Kring van Maarssen, 1986, blz. 36 D. Dekker, Solitude, een fraai 18e eeuws buitenplaatsje aan de Vecht, In: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen, 1979, blz. 51 R. van Maanen, Een korte schets van het geslacht Van der Meer in Maarssen en Maarssenbroek tussen 1348-1575, In: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen, 1996, no. 2, blz. 29 - 34 A. de Zwart, Stadhouder Willem V, Zijn bezoek aan Maarssen. Zijn belangschap, In: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen, 30e jaargang, nr. 2 (2003), blz. 36-38 Afb. 1: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen Foto 1 t/m 3: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen Foto 4 en 5: Dr. R. van Lutterveld, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem, 1948 Afb. 2: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht Afb. 3 en 4: boek: Provincie Utrecht, 1966 Afb. 5 t/m 13: Orgaan van de Historische Kring van Maarssen Afb. 14: P.J. Lutgers, Gezigten aan de rivier de Vecht, 1836/1979 Afb. 15: J. Romijn, Hart van Nederland, A.W. Bruna & Zoon's Uitgeversmij NV, Utrecht, 1950, 502 blz. Afb. 16: archief van de heer J. Leemburg Afb. 17 t/m 19: uit eigen collectie |