Jaarsveld

Ligging Ligt net buiten Jaarsveld, L.A. van Alterenweg nr. 27, gemeente Lopik.

Oude afbeelding van het kasteel

Andere benamingen Veldenstein
Ontstaan Het huis wordt voor het eerst genoemd in 1384.
Geschiedenis In 1384 wordt Gijsbrecht, heer van Vianen en van der Goye door de graaf van Holland, hertog Albrecht van Beieren, met Jaarsveld beleend. In de akte staat: "den huse die her Henric van Vianen voorscr. tot Jaersvelt selve getimmert heeft, dat Veldenstein gheheten is, mitten lande, daer dit voersz. huys op staet". Hieruit kunnen we opmaken dat het kasteel in of niet lang voor 1384 gebouwd werd. In hetzelfde jaar geeft Gijsbrecht het kasteel in leen aan zijn broer Hendrik van Vianen.
De heerlijkheid en het gerecht Jaarsveld komen we wel al eerder in de archieven tegen en heeft vele eeuwen voor strijd gezorgd tussen de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht. In 1258 wordt het gerecht Jaarsveld in leen gegeven aan Gijsbrecht van Goye. In 1305 komen we ook een Gijsbrecht Uten Goye tegen. In 1327 is leenheer Otto van Cuyk genoodzaakt zijn bezittingen af te staan aan de graaf van Holland, in ruil voor de aflossing van al zijn schulden. Graaf Willem III verkoopt deze bezittingen weer en zo komt Jaarsveld in bezit van de heren van Vianen. Deze heren stamden van de Van Goye's.

In 1404 wordt de zoon van Gijsbrecht, Jan van Vianen, met het kasteel beleend. In 1413 draagt hij het over aan zijn broer Hendrik II, die burggraaf van Utrecht en heer van Houten en Ameide is. Hendrik II van Vianen beleent vervolgens de zoon van zijn oom Hendrik, Jan van Vianen geheten, met Jaarsveld. Jan van Vianen trouwde met Agnes van Zuijlen en zij wordt op dezelfde dag als haar man beleend met huis en hofstede Veldenstein met 13 morgen land tot haar lijftocht.
Na de dood van Johan in 1436, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Hendrik (de Oude). Gedurende ongeveer 38 jaar is hij heer Van Jaarsveld geweest. Hij sterft in of voor 1474 en wordt dan opgevolgd door zijn zoon Jan van Vianen, ridder, en getrouwd met Elisabeth van Naaldwijk. Tijdens de Jonker Fransenoorlog koos Jan van Vianen de zijde van Frans van Brederode. Toen echter tijdens deze oorlog de Kabeljauwen de overhand kregen, werd het kasteel Jaarsveld belegerd door Floris van Egmond, heer van IJsselstein. Floris kreeg daarbij steun van 100 poorters uit Schoonhoven. Met de hulp van een slange, een ijzeren stuk geschut, en kartouwen, die met paard en wagen uit Schoonhoven waren aangevoerd, werden "12 steenen en 24 looden kogels" op en door het huis geschoten. Na een beleg van vijf dagen gaf de bezetting zich over. Het huis werd grotendeels verwoest en verbeurd verklaard, waardoor het in bezit van de graaf komt, waarna Floris van Egmond, heer van IJsselstein, als dank voor zijn hulp ermee beloond wordt.
Gedurende vier jaar is Floris van Egmond heer van Jaarsveld, maar dan wordt toch Jan van Vianen er weer mee beleend. Als Jan in 1511 in Schoonhoven verblijft, wordt zijn kasteel opnieuw belegerd. Door onenigheden tussen de stad Utrecht en de heer van IJsselstein ligt een Utrechts leger onder bevel van kapitein van Pomeren voor IJsselstein. Van Pomeren trekt met zijn leger naar Jaarsveld, eist het huis op en geeft bevel tot plundering. De rieten daken van het huis en bouwhuis worden in brand gestoken en vele bomen worden omgehakt. Daarnaast namen ze "bedgerei, etenswaren, huisraad en kleinodiën van de vrouwe van Jaarsveld" mee. Hierna dient Jan een nota van onkosten in bij de Gedeputeerde Staten van Utrecht. In 1518 besluit Jan het kasteel te verkopen: voor 3000 gulden wordt de eerder genoemde Floris van Egmond de nieuwe eigenaar. In de koopakte wordt het huis omschreven als: "thuys ende erff metter hofstad alle getimmert met veertien mergen lants, boomgaert, die heerlicheit van Jairsvelt, mit hoge, middel ende lage [jurisdictie]". Bij het huis Jaarsveld behoorden toen 14 achterlenen.

In 1485 had Floris van Egmond-Buren van zijn overgrootmoeder Eleonora van Borselen bezittingen in Sint Maartensdijk en Scherpenisse en de tienden te Mallant en Poortvliet geërfd. Eleonora was getrouwd geweest met Jan van Buren, heer van Ewijk. Hun enige dochter Elisabeth trouwde met Gerard II van Culemborg. Dit echtpaar kreeg twee kinderen: Jaspar en Aleid, de moeder Floris. Nadat Floris de Zeeuwse bezittingen geërfd had, werd dit aangevochten door zijn oom Jaspar. Na 15 jaar werden deze eindelijk aan Floris toegewezen. Na de dood van zijn vader en het kopen van Jaarsveld mocht hij zich heer van IJsselstein, Sint Maartensdijk, Korrtgene, Kranendonk en Jaarsveld noemen. Verder was hij krijgsoverste onder Philips de Schone, ridder in de Orde van het Gulden Vlies vanaf 1505, stadhouder van Friesland van 1515 tot 1518 en stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland vanaf 1518.
Na de dood van Floris in 1539 vererft Jaarsveld op zijn zoon Maximiliaan, die in 1531 getrouwd was met Francoise de Lannoy. Ook hij werd ridder in de Orde van het Gulden Vlies in 1531 en vanaf 1540 was hij stadhouder in Friesland. Het echtpaar kreeg slechts één dochter, Anna van Buren, die in 1551 trouwde met Willem van Oranje. Na de dood van Anna in 1558 vraagt Willem van Oranje om Jaarsveld te belenen aan zijn oudste zoon prins Philips Willem. Hij doet dit verzoek aan Hendrik van Brederode, heer van Vianen en wonende op kasteel Batestein, leenheer van Jaarsveld. Pas na een derde verzoek in 1564 wordt Philips Willem ermee beleend. Philips Willem groeide echter in Spanje op en heeft waarschijnlijk nooit het kasteel Jaarsveld gezien. Het beheer over zijn bezittingen werd eerst waargenomen door zijn vader en na diens dood in 1584 door zijn zus Maria. In 1608 besluit hij het te verkopen aan koopman Johan Michielsz. van Verlaer.

Johan blijft zes jaar eigenaar van Jaarsveld, waarna hij het aan zijn zwager Simon van Alteren verkoopt. Beide mannen waren getrouwd met een dochter van Pieter Gerritsz. van Ruytenburgh. Na de dood van Simon, die eerst in Middelburg woonde en later aan de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam, vererfde Jaarsveld op zijn tweede zoon Pieter, die raad en advocaat-fiscaal ter Admiraliteit te Amsterdam was. Hij sterft tien jaar later en Jaarsveld komt dan in bezit van zijn weduwe Anna Boom. Anna Boom maakt mee dat kasteel Jaarsveld door de Fransen verwoest wordt. In 1672 wordt het eerst alleen geplunderd, maar nog niet verwoest. Als de Fransen later horen dat het Staatsche leger zijn intrek genomen heeft in het kasteel, keren ze terug en plunderden het opnieuw en steken het vervolgens in brand, waarna het kasteel nooit meer herbouwd werd. De ruïne blijft nog vele jaren staan en de grote toren doet nog lang dienst als gevangenis.
Na enkele jaren besluiten de kinderen van Pieter en Anna om de resten van het kasteel te verkopen. Zij verkopen de "vermaerde hooge ende vrije heerlijckheyt van Jaersvelt bestaende uit vervallen sloth, leggende in sijne dubbelde grachten, den duyventoorn, thuynmanshuys nevens een huys aen den dijck, cingels, hoven, thuynen, dreven, boomgaerd ende weylanden daer bij behoorende", te samen groot 14 morgen, voor 33.600 gulden aan Transisulanus Adolphus van Voorst, ridder, heer van Hagevoerde en Bergentheim en hofmeester van stadhouder Willem III. In 1707 sterft Transisulanus kinderloos en Jaarsveld vererft op zijn neef Dirk Helmich van Voorst, heer van Overbergen. Deze vererving wordt aangevochten door de zus van de vrouw van Transisulanus en in 1716 wordt er eindelijk een akkoord gesloten, waarbij Alida de Graaff de heerlijkheid Jaarsveld met het huis krijgt toegewezen.

Alida laat een testament opstellen, waarin ze haar verre neef Cornelis de Witt als erfgenaam aanwijst, zodat Jaarsveld in 1733 op hem vererft. Cornelis was een kleinzoon van raadpensionaris Johan de Witt. Johan de Witt geeft opdracht tot het bouwen van een nieuw huis enkele honderden meters ten noorden van het voormalige slot. Aan de hand van nagelaten rekeningen van de rentmeester heeft de bouw van dit huis van 1759 tot 1761 plaats gevonden. Nog acht jaar kan Cornelis van zijn nieuwe huis gebruik maken, want hij sterft in 1769 en Jaarsveld vererft op zijn zoon Johan de Witt. Johan de Witt trouwde met Abigael Constantia Roos en na zijn dood in 1783 erft zijn zoon Cornelis zijn bezittingen.
Cornelis de Witt trouwde met Emmerentia van Renten, die toen weduwe was van Hendrik Bagh. Zij overleefde ook haar tweede man en had alleen twee dochters uit haar eerste huwelijk. In haar testament had ze haar aangetrouwde kleinzoon, Johan Hendrik van Wolf Ramsdorf, als universele erfgenaam aangewezen, die Jaarsveld zes jaar later verkoopt aan Warnardus Verhagen, burgemeester van Jaarsveld.

Warnardus Verhagen sterft in 1832 en Jaarsveld vererft dan op zijn dochter Frederika Adolphina Amelia Verhagen, die in 1818 getrouwd was met Philip Lodewijk Begram. Hiermee komt Jaarsveld in de familie Begram. Philip Lodewijk sterft in 1866 en zijn zoon Warnardus Cornelis Mathildus Begram volgt hem op als ambachtsheer van Jaarsveld. Warnardus Cornelis Mathildus is waarschijnlijk in 1856 aanwezig geweest bij de doop van de eerste zoon van keizer Napoleon III in de Notre-Dame te Parijs; in het omvangrijke archief van het huis Jaarsveld is hiervan een toegangskaart bewaard gebleven. In 1876 koopt de heer Begram de ambachtsheerlijkheid Herlaar van Arnout van den Bergh. Het bijzondere hieraan is, dat in 1380 Hendrik van Vianen, heer van Houten en Jaarsveld door zijn huwelijk met Hedwig van Herlaer, vrouwe van Ameide, eigenaar werd van de heerlijkheid Herlaer, waarmee de heerlijkheden Jaarsveld en Herlaer ook al van één eigenaar waren geweest. Na een ziekbed sterft Warnardus Cornelis Mathildus ongehuwd in 1890 en Jaarsveld vererft op zijn zus Johanna Begram, die in 1851 met Dr. Johannes Christoffel Van Eeten getrouwd was.
Johannes Christoffel sterft al in 1895 en zijn echtgenote in 1901, waarna Jaarsveld vererft op Warnardus Cornelis Machtildus van Eeten. In 1929 verzoekt hij om het omvangrijke archief over het kasteel Jaarsveld onder te brengen in het Rijksarchief van Utrecht. Deze megaklus werd uitgevoerd, ook nadat de opdrachtgever in 1934 kinderloos overleden is.

Hoe het kasteel er uit gezien heeft na de eerste bouw, die in of voor 1384 werd afgerond, is onbekend. Vermoedelijk zal het een kasteel geweest zijn van een behoorlijke grootte, omdat er in de Jonker Fransenoorlog nog heel wat voor kwam kijken voordat het kasteel ingenomen en verwoest kon worden. Het kasteel werd weer hersteld, maar in 1511 opnieuw verwoest. Jan van Vianen heeft waarschijnlijk het kasteel direct laten restaureren, doordat hij een rekening van de onkosten ingediend had, hoewel het niet bekend is of hij die onkostenvergoeding heeft gekregen. In 1518 zal de restauratie wel afgerond zijn, want dan verkoopt hij het kasteel. In 1596 maakt Aernout van Buchel een schets in zijn dagboek van het Veldenstein, als hij in een boot over de Lek vaart.
Op deze oudste afbeelding zien we een L-vormig kasteel, bestaande uit twee in elkaars verlengde liggende vleugels, met op de zuidoosthoek een haaks daarop gebouwd bouwdeel. De vleugels worden gedekt door zadeldaken en zijn voorzien van trapgevels. Op de tekening die Roelant Roghman van Jaarsveld maakte, is het kasteel jammer genoeg niet zichtbaar.

In 1685 maakte de landmeter Leupenius een vogelvlucht tekening van het kasteel. Het is dan enkele jaren na de verwoesting van het kasteel door de Fransen. Op deze tekening worden alleen de resten van het kasteel weergegeven. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld, dat het kasteel een afmeting van ca 30 bij 30 m moet hebben gehad en dat het toegankelijk was via een brug over de gracht en een poortgebouw. Op de noordhoek bevond zich een toren. Deze toren is mogelijk de toren geweest, die, nog lange tijd na de verwoesting in 1673, dienst heeft gedaan als gevangenis. Door Leupinius werd verder op de oosthoek de fundering van een ronde toren getekend, die later bij opgravingen werd teruggevonden. Op de tekening van Van Buchel komen we deze ronde toren niet tegen. Leupenius tekende op de zuidhoek een naar voren springend rechthoekig gebouw, waarop aan de westzijde een woonvleugel aansloot, die mogelijk uit twee woonlagen bestond. Tot in de tweede helft van de 18e eeuw waren hiervan de muren nog aanwezig. In 1826 blijkt het kasteel in zijn geheel te zijn verdwenen.
In het kunstmuseum in Londen bevindt zich een schilderij van een zeeslag. Eén van de schepen heeft op de achterspiegel een afbeelding van kasteel Veldenstein. Van dit schilderij zijn ook schetsen bewaard gebleven, die de kunstenaar gemaakt heeft als oefening voor het schilderij.

Rond 1760 laat Cornelis de Wit een nieuw herenhuis bouwen, dat het middelpunt ging vormen van een terrein met tuinen, lanen en boomgaarden en daarmee de sfeer ademde van een buitenplaats. Het interieur van het huis bestond uit vier behangen kamers met bedsteden en kasten, twee kelders, twee zolders en een keuken. In de tuin werden prachtige lanen aangelegd, die beplant waren met wilgen, iepen en elzen. Op het eilandje, waar vroeger de hoofdburcht had gestaan, bevond zich een appel- en perenboomgaard.
In 1847 werden aan het herenhuis een koetshuis en paardenstal toegevoegd en in 1867 vond een verbouwing plaats, waarbij een nieuwe vleugel van twee verdiepingen werd aangebouwd, en het interieur grondig aangepast werd in een staat, waarin het zich nu nog bevindt. Het koetshuis werd vergroot en er werd een nieuwe paardenstal gebouwd.

Bewoners 1258 Gijsbrecht van Goye
1305 - 1315 Gijsbrecht (II) van Goye
1315 - 1350 Catharina Uten Goye, getrouwd met Hendrik I van Vianen
1350 - 1352 Hendrik I van Vianen
1352 - 1384 Gijsbrecht van Vianen en van Goye (zoon), getrouwd met Beatrix van Vianden
1384 - 1393 Hendrik II van Vianen (broer), getrouwd met Lutgard van Kuinre
1404 - 1413 Johan van Vianen, getrouwd met Sophia Johanna van Herlaer
1413 Hendrik van Vianen, heer van Houten, getrouwd met Hedwig van Herlaer, vrouwe van Ameide
1413 - 1436 Johan van Vianen, getrouwd met Agnes van Zuijlen
1436 - ca 1474 Hendrik (de Oude) van Vianen, getrouwd met Gillisje van Herlaer
ca 1474 - 1489 Jan van Vianen, getrouwd met Elisabeth van Naaldwijk, 1e periode
1489 - 1493 Floris van Egmond, getrouwd met Margaretha van Bergen, 1e periode
1493 - 1518 Jan van Vianen, 2e periode
1518 - 1539 Floris van Egmond-Buren, 2e periode
1539 - 1548 Maximiliaan van Egmond-Buren
1548 - 1558 Anna van Buren, de eerste vrouw van Willem van Oranje
1558 - 1564 Willem van Oranje
1564 - 1608 prins Philips Willem van Nassau
1608 - 1614 Johan Michielsz. van Verlaer (koop)
1614 - 1657 Simon Lodewijksz. van Alteren, getrouwd met Catharina van Ruytenburgh
1657 - 1667 Pieter Simonsz. van Alteren (2e zoon)
1667 - 1679 Anna Boom, weduwe van Pieter Simonsz. van Alteren
1679 - 1683 kinderen van Pieter van Alteren en Anna Boom
1683 - 1707 Transisulanus Adolphus van Voorst, getrouwd met Arnolda de Graaff (koop)
1707 - 1716 Dirk Helmich van Voorst, heer van Overbergen
1716 - 1733 Alida de Graaff, weduwe van Diderick van Velthuysen
1733 - 1769 Cornelis de Witt, getrouwd met Catharina Wilhelmina van den Honert
1769 - 1783 Johan de Witt, getrouwd met Abigael Constantia Roos
1783 - 1813 Cornelis de Witt en Emmerentia van Renten
1813 - 1820 Emmerentia van Renten
1820 - 1826 Johan Hendrik van Wolf Ramsdorf
1826 - 1832 Warnardus Verhagen, getrouwd met Cornelia Machteld Verveer (koop)
1832 - 1866 Frederika Adolphina Amelia Verhagen, getrouwd met Philip Lodewijk Begram
1866 - 1890 Warnardus Cornelis Mathildus Begram
1890 - 1901 Johanna A. Begram, getrouwd met Dr. Johannes Christoffel Van Eeten
1901 - 1934 Ir. Warnardus Cornelis Machtildus van Eeten

Huidige doeleinden Het huidige huis uit 1760 is bewoond en het oorspronkelijke kasteelterrein is onderdeel van de tuin, die bij het landhuis hoort.
Het kasteelterrein bestaat uit twee omgrachte eilanden, waarop de voor- en hoofdburcht gestaan hebben. Het is mij onduidelijk of er nog enkele brokstukken van de fundamenten zichtbaar zijn.
Opengesteld Het huis is niet toegankelijk, maar enkele keren per jaar is wel de tuin toegankelijk en daarmee ook het kasteelterrein.
Foto's Foto van het huidige huis Foto van de tuin Tekening van de ruïne door Isaac Sorious
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
de heer J. Knopper
Graag inzien: J.G. Avis, De directe belastingen in het sticht Utrecht aan deze zijde van den Ysel tot 1528, Utrecht: Bijdragen Instituut Middeleeuwse geschiedenis Rijksuniversiteit Utrecht, 1930, Deel XV, Dissertatie
Huis Jaarsveld (Utrechts Archief)
Foto 1: Peter van der Wielen
Foto 2 en Afb. 1: de heren J. Knopper en P.J. van de Lee
Afb. 2: uit eigen collectie