IJsselstein

Ligging Ligt aan de noordwestzijde van IJsselstein. De naam IJsselstein betekent kasteel (= steen/stein) aan de IJssel.

Tekening van Roelant Roghman vanuit het noordoosten (1646)

Ontstaan Het kasteel van IJsselstein wordt voor het eerst in 1279 genoemd.
Geschiedenis Zoals hierboven vermeld komen we het kasteel in 1279 voor het eerst in de archieven tegen; in dat jaar wordt Gijsbrecht van IJsselstein genoemd als heer van IJsselstein. Zijn vader, ridder Arnoud van Amstel, had in 1267 al bezittingen in de Achtersloot bij Eiteren en bezat bezat de hoge jurisdictie over het gehele gebied van de latere baronie van IJsselstein. In 1280 wordt Arnoud door graaf Floris V gevangen genomen; hij had het kasteel Vreeland overgegeven, toen hij het verdedigde voor zijn broer Gijsbrecht IV van Amstel.
Vijf jaar later, in 1285, werden Gijsbrecht IV en Arnoud van Amstel vrijgelaten. In 1296 nam Gijsbrecht IV deel aan de samenzwering, die tot de dood van Floris V leidde. Zijn neef, Gijsbrecht, heer van IJsselstein, distantieerde zich van zijn oom en kreeg hiervoor in ruil van de nieuwe graaf van Holland de verzekering dat hij in zijn goederen gehandhaafd zou worden.
De verstandhouding tussen Gijsbrecht en de graaf lijken heel goed, maar schijn bedriegt, want al een jaar later weigert Gijsbrecht zijn kasteel ter beschikking van de graaf te stellen. Het gevolg is, dat hij wordt gevangen genomen. Zijn vrouw, die Berta heette, verschanst zich met een kleine bezetting op het kasteel en weet ongeveer een jaar stand te houden. Na de overgave werd de helft van de verdedigers om het leven gebracht.

Pas meer dan 10 jaar later (in 1309) worden Gijsbrecht en zijn zoon Arnoud weer met het kasteel en de overige bezittingen in en rond IJsselstein beleend. Gijsbrecht bevorderde de verdere ontwikkeling van IJsselstein en hierdoor kregen ze in 1321 stadsrechten. Hij stierf op hoge leeftijd in 1343, 64 jaar nadat hij voor de eerste keer met IJsselstein was beleend! Zijn zoon Arnoud volgt hem op en onder zijn bewind wordt IJsselstein een baronie en mag hij zich baron noemen. In de vele twisten tussen Holland en de bisschop van Utrecht, koos hij de kant van Holland. Dit zinde de bisschop niet en in 1349 belegerde hij IJsselstein. Na een heftig beleg van 5 weken was Arnoud genoodzaakt vrede te sluiten. In de 1356 wordt de voorburcht 's nachts ingenomen door ongeveer 30 man uit Utrecht. Ze steken deze in brand en door het licht van deze brand, zagen de verdedigers, dat het maar een een klein groepje aanvallers ging en de Utrechters werden verdreven.
Na Arnouds dood in 1364 volgde zijn dochter Guyotte hem op, die getrouwd was met Jan I, heer van Egmond. Jan I was één van de oprichters van de Kabeljauwse partij en volgens overlevering heeft hij de twisten tussen de Hoeken en de Kabeljauwen mede veroorzaakt. In 1374 sterft met de dood van Guyotte het geslacht Van Amstel Van IJsselstein uit. Zij wordt opgevolgd door haar zoon Jan II, die als bijnaam 'Jan met de bellen had'. Dit was omdat hij belletjes aan zijn harnas had hangen. Het bestuur van IJsselstein liet hij veelal aan zijn broer Willem over. Graaf Willem IV verdacht Jan II in 1416 van een complot tegen hem, riep hem ter verantwoording en wilde het kasteel IJsselstein vorderen. Toen hij met een leger richting IJsselstein trok, werd er actie ondernomen om een beleg te voorkomen. Er vond een bemiddeling plaats, waarbij werd overeengekomen dat beide broers afstand deden van het kasteel, met bijbehorende rechten. Hiervoor in de plaats zouden ze een jaargeld ontvangen.

Zodra graaf Willem IV gestorven is, lukt het Willem van Egmond om het kasteel en de stad in 1417 weer in bezit te krijgen. Jacoba van Beieren, de nieuwe gravin, laat het er niet bij zitten en een leger wordt naar IJsselstein gestuurd. Opnieuw geeft Willem zich over en het kasteel en de stad komen weer in grafelijke handen, in ruil voor een vrijgeleide. Het kasteel en de stadsmuren worden daarna afgebroken. Een jaar later worden door een Utrechts leger ook nog eens alle huizen, op de kerkelijke gebouwen na, afgebroken. Het Utrechtse leger deed dit op verzoek van Jacoba van Beieren. Jan II zoekt echter steun bij de tegenstander van Jacoba van Beieren. Door Jan van Beieren wordt hij in 1421 weer met de goederen van Egmond en IJsselstein beleend. Na deze belening draagt hij zijn IJsselsteinse goederen definitief over aan zijn broer Willem. Zowel Jan als Willem sterven in 1451. Al die tijd wordt het kasteel niet herbouwd. In 1442 vraagt Willem aan hertog Filips van Bourgondië om ergens zijn gevangenen om te kunnen sluiten, omdat er in IJsselstein geen kasteel meer was.
De vele bezittingen van deze twee broers werden verdeeld onder de twee zonen van Jan II. Arnoud was inmiddels hertog van Gelre geworden en Willem II kreeg Egmond, Leerdam en IJsselstein. In 1460 schonk Willem II Leerdam aan zijn zoon Frederik en vier jaar later ook IJsselstein, na het huwelijk van zijn zoon met Aleida van Culemborg. Van zijn schoonvader krijgt hij het slot Ewijk te leen, omdat er dan nog steeds geen kasteel herbouwd is in IJsselstein. Frederik verwierf later ook Buren en mocht zich vanaf 1498 graaf van Buren en Leerdam noemen. In 1482 werd IJsselstein belegerd door een leger, bestaande uit troepen uit Kleef, Utrecht en Montfoort. Frederik, die in Schoonhoven verbleef, wist ze met zijn leger te verdrijven. In 1483 belegerde hij met een groot leger de stad Utrecht en legerde een bezetting in de Catharijnepoort, die tot een vesting was omgebouwd. In hetzelfde jaar werd er vrede gesloten, maar er bleef een bezetting op de Catharijnepoort achter tot in 1489. In dat jaar wisten een aantal leden van de gilden de poort te veroveren en sloopten deze daarna.

Frederik's zoon Floris van Egmond was in 1507 hertog van Gelre geworden. Toen in 1510 utrechtse tropen kasteel IJsselstein belegerde, wist hij dit beleg af te slaan en vervolgens voerde Floris een aantal plunderingen uit in de omgeving van Utrecht. Hierdoor werd het kasteel opnieuw belegerd in 1511 en Floris zag zich nu genoodzaakt een vredesverdrag te sluiten. Na zijn dood in 1539 volgde zijn zoon Maximiliaan hem op. Maximiliaan was stadhouder van Groningen, Friesland en Overijssel. Als hij negen jaar later sterft, laat hij alleen een dochter na, Anna geheten, die in 1551 met Willem I van Oranje was getrouwd. Als zij na een huwelijk van 7 jaar sterft, vererven alle goederen op Prins Willem van Oranje.
De stadhouders der Zeven verenigde Nederlanden blijven eigenaar van IJsselstein tot 1795 en noemen zich baron van IJsselstein. In 1795 werden de eigendommen van de Oranjes verbeurd verklaard en werden er troepen in het kasteel gelegerd. Tussen 1803 en 1810 werd het kasteel verhuurd en in 1812 verkocht aan jhr. mr. N.H. Strick van Linschoten, heer van Bunnik en Vechten.

Na het sterven van de jonkheer, wordt het kasteel geërfd door zijn dochter. Na haar overlijden, besluiten de erfgenamen het kasteel voor sloop te verkopen. Door de toenmalige burgemeester van IJsselstein werd nog geprobeerd, om de sloop te voorkomen, maar zowel het Rijk als de Koninklijke familie waren niet geïnteresseerd. Het gevolg was dat het kasteel, op een toren na, werd gesloopt in 1888.

Waarschijnlijk werd het kasteel tussen 1250 en 1275 gebouwd in opdracht van Gijsbrecht van Amstel. Dit vermoeden bestaat, omdat hij in 1279 spreekt over "mijn kasteel" en zijn vader is dan nog in leven. En in die tijd kwam het nog niet voor dat een zoon een kasteel erfde, voordat zijn vader overleden was. Hoe het eerste kasteel eruit gezien heeft is niet bekend, maaar blijkbaar sterk en groot genoeg om een beleg van een jaar te doorstaan in 1297. Of het kasteel ook al vanaf het begin de beschikking had over een voorburcht is niet zeker. Deze wordt pas in 1356 voor het eerst genoemd. Zoals hierboven beschreven werd het kasteel in 1417 verwoest en het duurde minstens 50 jaar voor er weer een nieuw kasteel werd gebouwd. Pas na een oorlog tussen Utrecht en IJsselstein tussen 1466 en 1470, kon het kasteel herbouwd worden. Het kasteel werd permanent bewoond door een drost en af en toe werd het bewoond door de heren van IJsselstein.

Het nieuwe kasteel bestond in eerst instantie alleen uit een woontoren van ca 9 bij 7 m, met een keldergewelf en drie woonlagen. Later werd hier een poortgebouw met woonverblijven en een valbrug toegevoegd. Hierdoor ontstond een woonvleugel van 42 m. Halverwege de nieuwe woonvleugel werd een traptoren aangebouwd, waarin zoals de naam al aangeeft, een trap (wenteltrap) werd aangebracht. In 1477 of 1478 werden vele glas-in-lood ramen in het kasteel geplaatst. In vele van deze ramen werden de wapens van de heer van IJsselstein en die van zijn vrouw aangebracht.
Het kasteel werd ook ommuurd, waarbij waarschijnlijk gebruik werd gemaakt van oude funderingen. Op deze muur werd een omloop aangebracht in 1477. Aan de west- en noordzijde had het kasteel uiteindelijk 3 ronde torens gekregen. In 1479 werden deze torens voorzien van een leien dak. Deze torens wrden 'puttoorn', 'gevangen toorn' of 'de stok' en 'cleynen toorn'. In 1479 werden er een stal en boerderij aan het kasteel toegevoegd en in 1480 werd de bouw afgerond, door het aanbrengen van sloten op alle deuren en windvaantjes op de torens.

Tijdens het beleg van 1511 werden er twee torens van het kasteel kapot geschoten. Deze zijn daarna weer hersteld. Tussen 1527 en 1532 waren er weer bouwactiviteiten bij het kasteel. Waarschijnlijk werd aan architect Rombout II Keldermans de opdracht gegeven aan de noordoostelijk zijde van de woontoren een galerij te bouwen met een poortdoorgang en aan het einde nog een traptoren, de "Loyer toren". Van deze architect is bekend, dat hij ook aan andere kastelen van Floris van Egmond bouwde. In deze traptoren bevond zich een wenteltrap met helemaal bovenin een bewoonbare ruimte.
Tien jaar later, in 1540/41, werd er nog weer verder uitgebouwd in noordoostelijke richting door een paleisachtige vleugel, die voorzien was van 18 vensters. Deze vensters werden voorzien van 'fijn bergoens glas' door een zekere Willem Jorisz. Voor dit nieuwe gedeelte leverde Marcelis Keldermans in 1540 twee hardstenen schouwen.
Daarna wordt er pas rond 1600 weer besloten om het kasteel te verbouwen. De galerij, die rond 1530 gebouwd werd, wordt dan omgebouwd tot woonvleugel. In de daarop volgende jaren wordt de ruimte tussen deze woonvleugel en de oudste woonvleugel met de wenteltrap geleidelijk volgebouwd.

De 17e eeuw is de glorietijd van het kasteel geweest, want in de loop van de 18e eeuw treedt het verval van het kasteel in. Voor 1727 zijn van twee torens de daken verdwenen en is een deel van de ommuring ingestort. Daarna stort tussen 1727 en 1731 storten een vleugel op de zuidwestzijde en de paleisachtige vleugel in, mogelijk door brand. We zien de situatie uit 1731 op een tekening van C. Pronk. In 1744 is de paleisachtige vleugel tot op kelderniveau afgebroken. Na 1744 is de toestand van het kasteel niet verder verslechterd. In 1769 wordt er zelfs een inspectierapport opgemaakt door Jan van Stolk; hierin staan aanwijzingen voor renovatie.
Tijdens de laatse bewoner, drost Joachim Ferdinand de Beaufort, werden er nog enkele kleine wijzigingen in het interieur aangebracht. In 1888 werd het kasteel, op de nu nog bestaande traptoren na, afgebroken.

Net voor de sloop zijn er van het kasteel van alle kanten foto's gemaakt en door Adolf Mulder opmetingen van het kasteel. In huis Weldam is een 'haardje' uit 1687 geplaatst, dat uit kasteel IJsselstein afkomstig is en enkele consoles uit de tweede helft van de 16e bevinden zich in het Centraal Museum te Utrecht.
De bewaard gebleven traptoren is na de Tweede Wereldoorlog gerestaureerd en ingericht als oudheidkamer. Bij deze restauratie werd de toren weer van een leien dak voorzien en een gemak, dat zich op de bovenste verdieping had bevonden, gereconstrueerd.
Bewoners 1267 Ridder Arnoud van Amstel
1279 - 1297, 1309 - 1343 Gijsbrecht van Amstel van IJsselstein
1343 - 1364 Arnoud van Amstel, baron van IJsselstein
1364 - 1374 Guyotte van Amstel, getrouwd met Jan I, heer van Egmond
1374 - 1417 Jan II, heer van Egmond en IJsselstein
1417 - 1421 Jacoba van Beieren
1421 - 1451 Willem (I) van Egmond
1451 - 1464 Willem (II) van Egmond
1464 - 1521 Frederik van Egmond
1521 - 1539 Floris van Egmond
1539 - 1548 Maximiliaan van Egmond
1548 - 1558 Anna van Egmond, getrouwd met Willem I van Oranje
1558 - 1584 Willem I van Oranje
1584 - 1625 Prins Maurits
1625 - 1647 Prins Frederik Hendrik
1647 - 1650 stadhouder Willem II
1650 - 1702 stadhouder Willem II
1702 - 1711 Prins Johan Willem Friso
1711 - 1751 stadhouder Willem IV
1751 - 1795 stadhouder Willem V
1812 jhr. mr. N. H. Strick van Linschoten
drost Joachim Ferdinand de Beaufort
Huidige doeleinden De kasteeltoren is nu in gebruik als oudheidskamer.
Van het eerste kasteel resteren alleen nog een restant van een gracht om de voorburcht. In de grond bevinden zich mogelijk nog funderingen.
Opengesteld De kasteeltoren is in de zomermaanden geopend voor bezichtiging. Zie voor de openingstijden de eigen site van de toren (te vinden onder links) of op deze site onder musea.
Foto's Ansichtskaart van de toren Foto van de zijkant van de toren Foto van de zijkant van de toren Foto van de graftombe in de N.H. Kerk Litho van het kasteel door J.F. Christ (19e eeuw)
Tekening van onbekende tekenaar Tekening uit Merkwaardige Kastelen Oude afbeelding van het huis van voor de afbraak in 1910 Afbeelding door Hendrik Spilman naar Jan de Beyer (1744)
Afbeelding van de voorzijde door Hendrik Spilman naar Jan de Beyer (1744) Schilderij van Floris van IJsselstein (1469-1539)
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Afb. 1 en 8: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 2
Foto 1: uit eigen collectie
Foto 2 en 3: Peter van der Wielen
Foto 4: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 1
Afb. 2: Kastelengids van Nederland, 1979
Afb. 3: boek: Provincie Utrecht, 1966
Afb. 4: Merkwaardige kastelen in Nederland
Afb. 5 - 7: Uit eigen collectie