Hagestein I

Ligging Het kasteelterrein ligt dicht bij de Lek in de noordwesthoek van het dorp Hagestein, dat vroeger Gasperden heette en stadsrechten had. Het kasteel en het stadje vormden samen één verdedigingswerk. Gasperden kreeg stadsrechten in 1382 en verloor deze al weer na de verwoesting in 1405.
Het kasteel heeft zijn naam te danken aan de polder Hagen.

Fantasie-afbeelding van het kasteel tijdens het beleg door Simon Fokke (midden 18e eeuw)

Ontstaan De oudste vermelding dateert van 1251, als Gijsbert van Gevengoie (van Goye) zijn allodiale bezit, het huis te Gasperden, opdraagt aan Otto, graaf van Gelre, om het daarna als erfleen terug te ontvangen.
Er wordt aangenomen dat het om een ronde waterburcht gaat, een bouwstijl die gebruikelijk was in de tijd dat het kasteel gebouwd werd. Bovendien lagen er minstens twee grachten om het kasteel. Maar dit is niet met zekerheid te zeggen.
De grootte van de voorburcht was 145 bij 150 meter, dit is inclusief de binnengracht.
Geschiedenis Het kasteel moet kort voor 1251 gebouwd zijn. Waarschijnlijk door Gijsbert Uten Goye, omdat in dat jaar deze Gijsbert, sinds kort in het bezit van Gasperden, het slot van Gasperden opdroeg als leen aan de graaf van Gelre. Het kasteel zou echter ook veel ouder kunnen zijn, want de graven van Uten Goye waren al vanaf 944 in ghet bezit van Gasperden. Iets na 1285 huwde Gijsbrecht uten Goye, kleinzoon van de eerste Gijsbert, met Margretha van Teylingen en begiftigde haar met Hagestein. Via hun zoon Jan kwam Hagestein in bezit van hun kleindochter Margriete Uten Goye, maar zij verkoopt het aan de graaf van Holland. In 1335 werd Otto van Asperen door de graaf van Holland beleend met de heerlijkheid ’Hagesteyne’.
Hagestein bleef in handen van het geslacht Asperen tot het rond 1350 door Aleid van Asperen verkocht werd aan Jan IV van Arkel. In 1376 werd kasteel Hagestein door de zoon van Jan IV, Otto van Arkel, aan zijn zoon Jan V van Arkel in leen gegeven, die het verbouwde tot een sterke vesting. Jan van Arkel was leenheer van het Land van Arkel, het land tussen de Lek en de Merwede. Hieronder vielen Gorinchem, Schelluinen, Noordeloos, Hoornaar, Hoogblokland, Arlem, Nieuweland, Oosterwijk, Rietveld, Kedichem, Leerbroek, Dalem, Leerdam en naast Hagestein ook de kastelen Everstein en Gorkum. Het land lag ingeklemd tussen de hertogdommen Brabant en Gelre, het Sticht Utrecht en het graafschap Holland.

In die dagen was de zoon van Albrecht van Holland, Willem van Beieren, bezig zijn machtspositie uit te bouwen. Zo trok hij met zijn leger naar Friesland om het Hollandse gezag daar te versterken en tevens de zeeroverij op de Zuiderzee aan banden te leggen. Ook Jan van Arkel moest hieraan meedoen, maar het ging niet van harte. In 1401 had Jan er genoeg van en zegde hij de trouw aan het graafschap Holland op.
Eén en ander had ook te maken met de Hoekse en Kabeljauwse twisten die in volle gang waren. De Arkels behoorden tot de Kabeljauwen en de graaf van Holland tot de Hoeken. Een reactie kon niet uitblijven. Willem van Beieren haalde zijn seniele vader over om de wapens op te nemen tegen de Van Arkels. Hij vond bondgenoten onder de Hollandse steden waaronder Dordrecht. Deze steden konden de hoge tol die Jan van Arkel op de Lek had ingesteld namelijk niet waarderen. Ook de stad Utrecht sloot zich om die reden aan bij Willem.

De oorlog die nu ontstond, wordt de Arkelse Oorlog genoemd en duurde van 1401 tot 1412. De eerste aanval kwam van Jan van Arkel. in 1401 viel hij Oudewater aan, behorende tot het graafschap Holland. Toen die aanval mislukte maakte hij het slot Giessenburg met de grond gelijk. Hierop viel Willem, die dankzij de geestelijke aftakeling van zijn vader feitelijk heerser van Holland was, het Land van Arkel binnen en plunderde enkele dorpen. Tussen Hoornaar en Hoogblokland werd zijn leger door Jan van Arkel in de flank aangevallen en op de vlucht gejaagd.
In 1402 leed Jan van Arkel een nederlaag en hij moest de graaf van Holland opnieuw trouw zweren om zijn bezit niet kwijt te raken. De Hollandse steden waren tevreden met het resultaat omdat ze verlost waren van de tol op de Lek.

De heerszuchtige Willem was echter minder blij met het resultaat. Hij had de Arkels geheel willen vernietigen, maar ditmaal liet zijn vader zijn gezag gelden. In 1402 overleed graaf Albrecht en werd Willem heerser van Holland. Het was iedereen duidelijk dat er maar een kleine aanleiding nodig was om de strijd opnieuw te doen ontbranden.
Dit geschiedde in 1404 na een grensincident. Deze keer sloot de bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheim, zich bij Holland aan. Gezamelijk belegerden zij Hagestein, veroverden deze in 1405 en lieten zowel Hagestein als ook Everstein en het stadje Gasperden tot de grond toe afbreken. Hiermee had Jan van Arkel de controle over de Lek verloren.

Omdat de bisschop van Utrecht de kant van Holland gekozen had, kreeg hij als dank de heerschappij over het gebied van Hagestein.
Sinds 1510 was de heerlijkheid van Hagestein het gemeenschappelijke bezit van de kapittels van de Dom en van Oudmunster in Utrecht, die er een nieuw kasteeltje lieten bouwen: Hagestein II
Bewoners 1245 - 1270 Gijsbert I Uten Goye (overl. 1271)
1268 - 1277 Wouter Uten Goye (overl. 1281)
1277 - 1298 Gijsbrecht II uten Goye (overl. 1300)en Margretha van Teylingen
1305 - 1312 Jan uten Goye (overl. 1313)
1318 - 1331 Margriet Uten Goye (overl. 1333)
1335 de graaf van Holland
1335 - 1344 Otto I van Heukelom, heer van Asperen
1344 - 1345 Otto II van Heukelom, heer van Asperen
1345 - 1349 Aleid van Heukelom, vrouwe van Asperen (overl. 1366)
1349 - 1360 Jan IV van Arkel
1360 - 1376 Otto, heer van Arkel
1376 - 1405 Jan V, heer van Arkel (overl. 1428)
1405 - 1484 Bisschop van Utrecht
vervolg zie Hagestein II
Huidige doeleinden Het terrein is nu weiland.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: De familie Korting
Stichting kastelen lexicon
R.S. Kok, Van bronstijd-boerderij tot lusthof voor Van Brederode. Een verkenning van de archeologie van Vianen, In: Archeologische Kroniek van Utrecht 2002-2003, blz. 27
Afb 1: De familie Korting