Ter Eem

Ligging Aan de noordzijde van de Eem, ten westen van de weg Baarn-Bunschoten in de gemeente Baarn.

Litho van het huis uit 1639 (Utrechts Volksalmanak voor 1834)

Ontstaan Het kasteel is vrijwel zeker gesticht in het najaar van 1347 of het begin van 1348.
Geschiedenis Door onderzoek van de bronnen is komen vast te staan, dat het kasteel Ter Eem vrijwel zeker in het najaar van 1347 of het begin van 1348 gebouwd werd op de rechteroever van de rivier de Eem en niet zoals in oudere literartuur in 1252. In de oudste vermeldingen wordt Ter Eem ook wel "die Eembrugghe" genoemd, maar het is onbekend of het kasteel bij de brug over de Eem, die daarmee de verbinding vormde tussen Baarn en Bunschoten, gebouwd werd of dat de brug na de stichting van het kasteel ontstond. In de kroniek van Johannes de Beke wordt verteld dat Ter Eem ontstaan is door "den bueren van der Eme" hun kerk af te pakken en te verbouwen tot kasteel. Als dit gegeven klopt, heeft het dorp Eembrugge van oorsprong op de rechteroever van de Eem gelegen en is deze na het stichten van het kasteel verplaatst naar de linkeroever. In de oudste vermeldingen van het dorp Eembrugge in de 17e eeuw wordt gezegd dat deze tegenover het kasteel lag. Al met al bestaat er veel onduidelijkheid over de volgorde van ontstaan van kasteel, brug en dorp Eembrugge.
In de tijd van Bisschop Jan van Arkel, was Zweder Uterlo (kanunnik van het domkapittel) zijn plaatsvervanger, als de bisschop voor het zaken buiten het Bisdom verbleef. Jan van Arkel was vaak in oorlog met de Graaf van Holland over het strategisch zeer belangrijke gebied rond de monding van de Eem. De graaf wilde dit gebied graag in handen hebben, terwijl dit gebied voor de bisschop van belang was voor de beveiliging van de noordgrens van zijn bisdom. Tijdens een tijdelijke wapenstilstand met de graaf is Zweder weer de plaatsvervanger van de bisschop en hij geeft dan opdracht het kasteel Ter Eem te bouwen. Hij doet dit namens de bisschop en schiet de bouwkosten van 3.000 gouden schilden voor.
Als de bisschop weer terug is, blijkt hij niet bij machte om deze bouwkosten te kunnen terugbetalen en op 2 september 1348 krijgt Zweder daarom als waarborg voor de terugbetaling het kasteel in pand. In 1352 is de bisschop weer kapitaalkrachtig genoeg om zijn schuld af te lossen, maar Zweder Uterlo weigert dan het kasteel te verlaten. Als Zweder en zijn manschappen dan het omliggende platteland terroriseren, schiet de stad Utrecht de bisschop te hulp. Na een beleg weten ze Zweder Uterlo te dwingen tot overgave. In mei 1354 worden er een aantal verdragen gesloten, waarbij de bisschop alle gemaakte kosten zal terugbetalen aan de stad Utrecht, het kasteel Ter Eem mag nooit verkocht worden en altijd zal een burger uit de stad Utrecht benoemd worden tot kastelein. Het kasteel Ter Eem is vanaf 1354 altijd een bisschoppelijk kasteel gebleven.

Het kasteel Ter Eem vervulde de functie van belangrijkste bisschoppelijke militaire sterkte in het noorden van het Nedersticht. Tussen 1383 en 1393 werd de ambtszetel van de maarschalk van Eemland van het kasteel Stoutenburg verplaatst naar Ter Eem, waardoor zijn bestuurlijke en juridische functie nog meer vergroot werd. Vanaf toen was de kastelein van het kasteel tevens maarschalk van Eemland. De bisschop maakte veelvuldig gebruik van het kasteel, als hij zich per schip of over land naar zijn residentie Vollenhove in het Oversticht begaf.
Tijdens verschillende oorlogen tussen Holland en Utrecht, zoals in de jaren 1420 - 1422 en 1426 - 1428 speelde Ter Eem een belangrijke rol, maar niet voldoende om de plannen van de Hollanders te verhinderen, omdat het net iets te ver stroomopwaarts lag. De Hollanders probeerden de monding van de rivier de Eem af te sluiten, zodat er geen voedseltoevoer over de Zuiderzee naar de steden Amersfoort en Utrecht meer mogelijk was. De stad Utrecht was in beide oorlogen genoodzaakt om twee blokhuizen te bouwen in de eigenlijke Eemmonding, waardoor het lukte, na een groot aantal gevechten, de blokkade op te heffen. De blokkades bestonden uit het inheien van palen, het afzinken van oude vrachtschepen en tijdens de tweede oorlog werd er zelfs gebuik gemaakt van een groot drijvend blokhuis, de Kat of Scharidagge genaamd.

Bisschop David van Bourgondië wilde graag een eenheidsstaat naar Bourgondisch model en negeerde daarbij regelmatig de rechten van de steden. Toen hij ook nog de kastelein van het kasteel Ter Eem, Jan van Renesse van Rijnauwen afzette, burger van de stad Utrecht, en verving door Jan van Amerongen, die geen burger was van Utrecht en zich volgens zeggen aan roofridderpraktijken schuldig maakte, kwamen de tegenstanders van de bisschop in aktie en grepen in 1481 de macht. Het kasteel Ter Eem werd belegerd, waarbij gebruik werd gemaakt van "die groote bus". De belegeraars "scoten den sael heel aff ende meer anders ontwee", zodat de bezetting zich uit lijfsbehoud al snel overgaf, waarna het kasteel in brand werd gestoken. Niet lang daarna werd het kasteel echter weer volledig herbouwd.
In 1527 was Hendrik van Beieren, de laatste bisschop, die ook wereldlijke macht had, in oorlog met hertog Karel van Gelre. Hij zag zich op 15 november 1527 genoodzaakt om zijn wereldlijke goederen over te dragen aan Karel V, waarbij hij in ruil daarvoor 16.000 gulden in baar geld ontving. De kastelen Abcoude en Ter Eem werden direct door de bisschop afgestaan als onderpand van dit verdrag. Hieruit kunnen we opmaken dat deze twee kastelen als de belangrijkste militaire sterkten in het Sticht werden beschouwd.

De Hertog van Gelre zag zijn kans schoon en stuurde een leger onder leiding van Maarten van Rossum naar het kasteel Ter Eem en wist het te veroveren, voordat de Bourgondische troepen bij het kasteel arriveerden. In opdracht van de Hertog van Gelre werden er nieuwe grachten gegraven en werd het kasteel versterkt met aarden wallen. De Hertog van Gelre kon echter maar kort genieten van deze overwinning, want 28 mei 1528 werd het kasteel door de Bourgondische troepen heroverd.
Ook de Bourgondiërs zagen het grote belang in van het kasteel Ter Eem als strategisch gelegen bolwerk tegen Gelre en de schade die het kasteel had opgelopen door de herovering op de Geldersen werd hersteld en versterkt met nieuwe brede grachten en zware aarden wallen. Het kasteel leek meer "geluk" te hebben, dan de andere bisschoppelijke kastelen Ter Horst, Vreeland en Stoutenburg, die afgebroken werden.
In 1543 werd Gelre echter ook door Karel V onderworpen en Ter Eem verloor daarmee zijn militaire betekenis. De eerder opgeworpen wallen, met daarin een aantal versterkingen aangebracht, werden weer verwijderd om geen geld uit te hoeven geven aan het onderhoud hiervan.

In de tijd dat Prins Maurits stadhouder was, nam de belangrijkheid van Ter Eem weer toe en liet hij opnieuw versterkingen aanbrengen. Ondanks die versterkingen werd het kasteel in 1629 door Spanjaarden ingenomen. Na 1650 raakte het kasteel steeds verder in verval en werd in 1675 door de Staten van Utrecht aan Willem III cadeau gedaan. In 1702 sterft hij en Ter Eem vervalt dan weer aan de Staten van Utrecht. In 1706 besluiten zij de resten te verkopen, om het te laten slopen. In 1714 wordt Prinses Maria-Louise van Hessel-Kassel, die weduwe was van Prins Johan Willem Friso, stadhouder van Friesland, in bezit van de grond en bleef het daarna in bezit van het Huis Oranje-Nassau. Tijdens de Franse Revolutie werden alle bezittingen van Willem V geconfisqueerd, maar nog steeds draagt Koningin Beatrix de titel van Vrouwe van Ter Eem.

Van kasteel Ter Eem is een plattegrond op een ontwerptekening van rond 1530 bewaard gebleven, hoogstwaarschijnlijk van de hand van Rombout Keldermans. Het is heel erg jammer dat er geen maatverdeling op deze plattegrond is aangegeven, daardoor kunnen we alleen maar schatten hoe groot het kasteel geweest is. Waarschijnlijk had het hoofdgebouw een lengte en breedte van 20 - 22 m. Rondom de hoofdburcht was een enorme aarden wal met daarin twee gemetselde geschutstorens. Uit de plattegrond maken we op, dat deze gemaakt werd voor het aanbrengen van de wal en dat het kasteel niet verbouwd werd.
Ter Eem behoorde tot de samengestelde zaaltoren kastelen. Zo'n kasteel had een compacte vorm en bestond uit een aantal rug aan rug tegen elkaar aangebouwde torens en woonvleugels (zaalbouw) rond een binnenplaatsje, waar zich een waterput en traptorentje bevonden. Soms ontbrak het binnenplaatsje. Het enige afwijkende deel van het kasteel is de grote, uitspringende toren op de noordoosthoek. De kans is heel groot dat het kasteel direct bij de bouw in 1347/48 de vorm kreeg die we op de plattegrond tegen komen, op de laatst genoemde toren na; die zou later toegevoegd kunnen zijn. Dit vermoeden bestaat omdat de vorm van het kasteel zonder deze toren overeenkomt met de kastelen Loevestein, Mijnden, Hodenpijl en Bokhoven, die in dezelfde periode gebouwd werden.

Naast deze plattegrond zijn er rekeningen en inventarissen uit de periode 1428 tot 1606 bewaard gebleven. Hieraan worden verschilllende vertrekken genoemd, waarvan de locatie niet altijd precies is vast te stellen. De grote zaal bevond zich aan de zuidzijde in een bouwdeel dat onderkelderd was en nog een tweede verdieping telde. Op deze tweede verdieping bevonden zich "camers" en naast de grote zaal was de keuken te vinden. Vanuit de grote zaal en de keuken had men zicht op de aan alle zijden ingesloten binnenplaats en een traptorentje, dat tegen de toren aan de westzijde gebouwd was. Het kasteel kon men bereiken via een brug over de gracht. In de < href="http://nl.wikipedia.org/wiki/Landhoofd" target="new">landhoofden van de brug was een kelder met daarboven een verdieping. Deze verdieping bestond waarschijnlijk aan de ene zijde van de brug uit een wachthok ("waicke") voor de poortwachter en aan de ander zijde uit het "poertiers camerken".
Verder komen we de vermelding van één toren tegen: in 1477 "den toern" genoemd en in de periode 1532 tot 1553 "hoge toorne", terwijl we op de plattegrond uit 1530 twee torens ingetekend zien. In de niet genoemde noordoostelijke hoektoren bevonden zich waarschijnlijk de "mijns heren genedich camer", oftewel de kamer van de bisschop en de kamer van de kastelein. Hoewel de exacte plaats van deze twee kamers niet in de inventarissen genoemd wordt, vermoeden we dat deze kamers zich daar bevonden, omdat zich vlakbij deze toren een gemak bevond. Vlakbij de poort bevonden zich ook nog een aantal gemakken, die mogelijk bestemd waren voor de bezetting van het kasteel.
Het kasteel heeft ook een voorburcht gehad, waarop zich verschillende dienstgebouwen bevonden, maar de plaats van deze voorburcht heeft men niet kunnen vastestellen.

Nadat kasteel Ter Eem in 1543 zijn militaire functie verloren had voor Karel V, werden in opdracht van hem de aangebrachte wallen verwijderd. Omdat er in de inventarissen van na 1553 alleen gesproken wordt een keukenzaal met kelders en een daarboven gelegen verdieping, vermoeden we dat de rest van het kasteel ook na 1553 is afgebroken.
Zoals herboven werd vermeld, nam de belangrijkheid van Ter Eem in de tijd van Prins Maurits weer toe. Hij laat in 1524 plannen maken door de kapitein-ingenieur Johan van de Bosch om van Ter Eem een klassieke fortificatie met vijfhoekige bastions rond het kasteel te maken. Deze plannen zijn deels uitgevoerd. Na 1650 raakte het kasteel steeds verder in verval, nieuwe versterkingen, verbouwingen of herstelwerkzaamheden bleven uit, zodat het kasteel in 1706 gesloopt werd.

Bewoners/eigenaars 1347 - 1354 Zweder Uterlo
bisschoppen van Utrecht, een kastelein woonde in het kasteel:
1354 - 1364 Jan IV van Arkel
1364 - 1371 Jan V van Virneburg
1371 - 1378 Arnold II van Horne
1378 - 1393 Floris van Wevelinkhoven
1393 - 1423 Frederik III van Blankenheim
1423 - 1455 Rudolf van Diepholt
1455 - 1456 Gijsbrecht van Brederode
1456 - 1496 David van Bourgondië
1496 - 1517 Frederik IV van Baden
1517 - 1524 Filips van Bourgondië
1524 - 1527 Hendrik van Beieren
1527 - 1555 Karel V
1555 - ca 1580 Philips II
ca 1580 - 1671 Staten van Utrecht
1671 - 1702 Stadhouder Willem III
1702 - 1714 Staten van Utrecht
1714 - 1747 Prinses Maria Louise van Hessen-Kassel
1747 - 1751 Prins Willem IV van Oranje-Nassau
1751 - 1795 Prins Willem V van Oranje Nassau

Huidige doeleinden Het oorspronkelijke kasteelterrein is nu een weiland, waarin men vage sporen kan zien van grachten en wallen.
Opengesteld Het weiland is niet toegankelijk.
Foto's Detail van een oude kaart waarop kasteel voorkomt Plattegrond van het vroegere kasteel
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
Afb. 1: Historische Vereniging Bunscote
Afb. 2: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht
Afb. 3: Uit eigen collectie