Breukelerhof


Ligging Deze vroeg Middeleeuwse vroonhoeve bevond zich op het terrein dat nu gevormd wordt door de Straatweg, Stationsweg en de Jan Evertse Boutstraat in Breukelen, gemeente Stichtse Vecht.
Ontstaan De Breukelerhof is ongeveer rond 700 ontstaan.
Andere benamingen Hof van Attingahem, De Poel, Ten Poel
Geschiedenis Vanaf 650 krijgen de Friezen weer meer macht in Utrecht en omstreken. Zo ontstaat rond 700 de gouw Niftarlake, die zich uitstrekte langs de westelijke oever van de Vecht. In die tijd komen we de Friese koningen Aldgisl en Redbad tegen, die resideerden vanuit hun koninklijke Hof in Wijnaldum. De familie AEdinga behoorde tot de notable families in die tijd en woonden op een wier bij Engwierum. Tegen het einde van de 7e eeuw komen we in de Vechtsreek de familie Attinga tegen, die mogelijk een zijtak van de familie Aedinga uit Engwierum was.
Het lijkt er sterk op, dat de Friese Koning een lid uit de familie Aedinga aanstelden als gouwgraaf van Niftarlake en deze bouwde zijn hof in Attingahem, wat later Brocklede/Breukelen ging heten. In het begin van de 8e eeuw komen we Wurssing Attinga tegen als gouwgraaf.

Ten tijde van de Frankische koning Pippijn II, valt Wurssing in ongenade bij de Friese koning Redbad, doordat hij te veel pro-Frankisch en pro-christelijk was. Zijn beziitingen worden verbeurd verklaard en Wurssing vlucht met zijn familie naar het hof van de Frankische koning. Niftarlake komt dan tijdelijk in Frankische handen, maar de Friezen weten het weer te veroveren. Tegen het einde van zijn leven krijgt Redbad spijt van zijn beslissing betreffende Wurssing en nodigt hem uit naar zijn hof te komen, maar Wurssing weigert en stuurt zijn zoon Thiadgrim. Zijn zoon wordt met alle egards ontvangen en hij krijgt de verbeurd verklaarde familiebezittingen terug.
Met de dood van Redbad komt er een einde aan de Frieze koningen en Karel Martel weet een groot deel van het Frieze Rijk te veroveren en besluit in 718 Wurssing in eer te herstellen als gouwgraaf van Niftarlake.
Een zoon van Wurssing kreeg Zwesen in leen, waar zich tegenwoordig Oud-Zuilen bevindt.

Attingahem was in die tijd een soort van landgoed, met aan het hoofd de gouwgraaf, die de rechtspraak en het recht om belastingen te innen in handen had. De kern van het landgoed werd dan gevormd door een villa, waar de gouwgraaf met zijn personeel woonde. Het woord villa komt uit het Latijn en betekende een landhuis of buitenplaats. Naast villa komen we ook de benaming vroon- of herenhoeve tegen. De herenhoeve lag zowel aan de Vecht als de Aa, "neffens den Poel op 't Hogelant". Later wordt de herenhoeve aangeduid als de hofstede of het huis De Poel, hofstede Ten Poel of de Breukelerhof.
Attingahem bleef tot in de 11e eeuw in gebruik.
Volgens de heer A. A. Manten zou het geslacht Van Ruwiel een zijtak zijn van de familie Van den Poel. Daarmee waren zowel de eigenaar van de Breukelerhof als die van Ruwiel geen leenman van de bisschop. Vermoedelijk bisschop Godebald (1113-1127) wist daar verandering in aan te brengen, door eerst een bisschopsgerecht ten zuiden van Breukelen te stichten, waarmee de rechtsmacht rond Breukelen in handen kreeg. Hierdoor kon de heer van de Breukelerhof ook geen nieuw land meer ontginnen. Door de weinige schriftelijke bronnen uit die tijd wtene we niet wanneer de Breukelerhof en Ruwiel leengoed van de bisschop werden. Dit heeft waarchijnlijk voor 1200 plaats gevonden. In 1298 komen we nog een Gijsbrecht van den Poel tegen.
Bewoners ca 700 - ca 714 Wurssing Attinga
ca 717 - 718 Thiadgrim Attinga (zoon)
718 Wurssing Attinga
1298 Gijsbrecht van den Poel
Huidige doeleinden Het terrein is nu bebouwd.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: Arie A. Manten, Breukelen en omgeving tussen 400 en 1200, Uitgeverij Verloren, 2001, ISBN 90-6550-192-4, blz 5 - 58