Beek en Hoff

Ligging Beek en Hoff staat aan de Dorpsstraat, nr. 81 in Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht.

Tekening van het huis door P.J. Lutgers, 1836

Andere benaming Limburg (tot 1735)
Ontstaan Dit huis werd rond 1700 gebouwd.
Geschiedenis In 1652 komen we Cornelis Dirksz Schaap in de archieven tegen, die in dat jaar de "huysing en de henniptuyn, beplant jegenwoordig met hennip" koopt van Cornelis Nijden. Op de plaats waar later deze buitenplaats gesticht zal worden, komen we op een kaart van Loenen uit ca 1650 een huis met bomen tegen. Mogelijk waren deze bomen onderdeel van een boomgaard. Cornelis Dirksz wordt na zijn dood opgevolgd door zijn dochter Neeltje, die met Jan Abrahamszn van Limburg(h) trouwt. Hiermee komt het huis in de familie Limburg(h).
De oudste vermelding van het huis dateert van rond 1700. Waarischijnlijk is het terrein door Cornelis, de zoon van Neeltje en Jan, veranderd in een kleine lusthof. In die tijd komen we het huis onder de naam Limburg tegen. Zo ook op de kaart van Loenen van 1726; daarop wordt aangegeven dat het toebehoort aan de weduwe Van Limburgh. Deze weduwe is Gouda Willink, die na de dood van Cornelis in 1706 tot haar dood in 1733 waarschijnlijk in het huis gewoond heeft. Gouda is eerder getrouwd geweest met Jasper van Gent, waaruit alleen een dochter Gouda geboren wordt, die echter al in 1699 op 24-jarige leeftijd sterft.

Gouda van Gent is nog wel getrouwd geweest met Jacob van Beeck en uit dit huwelijk werd een dochter geboren: Cornelia Gouda van Beeck. Ook Cornelia Gouda trouwt met een Van Beeck, haar achterneef Pieter Pietersz, maar beide sterven op jonge leeftijd, respectievelijk twintig- (in 1716) en drieëntwintig-jarige (in 1718) leeftijd zonder kinderen na te laten.
De eerder genoemde weduwe Gouda van Limburgh-Willink sterft in 1733, waarmee ze zowel haar dochter als kleindochter overleeft. Na haar dood vererft het huis op haar schoonzoon Jacob (I) van Beeck, die na de vroege dood van zijn eerste vrouw, hertrouwt met Hildegonda Willink (een nicht van zijn schoonmoeder). Dit echtpaar krijgt een zoon, die ze ook Jacob (II) noemen. Waarschijnlijk heeft Jacob (I) de naam van de buitenplaats veranderd in Beeck en Hoff, in navolging van de vader van zijn schoonzoon, die Pieter Pietersz van Beeck sr. heet en eigenaar is van Beek en Hof in Abcoude. Jacob I van Beeck sterft in 1745 en wordt opgevolgd door zijn zoon.

Jacob (II) van Beeck blijft een aantal jaar eigenaar van Beeck en Hoof, maar besluit het huis te verkopen. De volgende eigenaar wordt IJsbrand Kieft Balde, die uit een zeer vermogende Amsterdamse bankiersfamilie stamt. Zijn moeder heet Regina Catharina Kieft en hij voegt haar achternaam toe aan zijn naam. Hij is getrouwd met Nicola Geertrui Smissaert. Waarschijnlijk vind hij "zijn" huis langs de Vecht te klein en hij laat het daarom afbreken en vervangen door het huis zoals we dat nu nog kennen. In juni 1752 geeft hij hiertoe opdracht aan meester-metselaar Jacobus van den Hoet. Het nieuwe huis krijgt drie haardsteden, waardoor het drie verwarmde vertrekken en keuken krijgt; in die tijd werkt de heer Van den Hoet ook aan het huis VreedenHoff te Nieuwersluis.
Slechts gedurende enkele zomers woont de familie op Beek en Hoff. In 1754 kan hij Slot Kronenburg met heerlijkheid kopen. Hiermee wordt hij de machtigste man in Loenen met de het grootste grondbezit en het recht de lagere rechtspraak uit te oefenen. Van zijn vader erft hij de buitenplaats Wallesteyn en kan rond 1765 de heerlijkheid van Loenen en Nieuwersluis uit de nalatenschap van zijn broer Jan voor f. 5000,- kopen, waarmee hij zich Heer van Cronenburch, Loenen, Loenersluys en Nieuwersluys mag noemen. Nu de familie op kasteel Kronenburg woont, wordt het huis Beek en Hoff verhuurt.

Na het overlijden van Nicola Geertrui Smissaert in 1795 blijkt het goed te zijn opgesplitst in een Groot en Klein Beek en Hoff, dat afzonderlijk van elkaar verhuurd wordt. Groot Beek en Hoff voor f. 600,- per jaar en Klein Beek en Hoff voor f. 230,- per jaar en dat gehuurd wordt door Nicolaas Petjes. Mogelijk is Klein Beek en Hoff hetzelfde huis, dat later Vrederust heet.
De kinderen van Jacob (II) en Nicola Geertrui besluiten Beek en Hoff te verkopen en de nieuwe eigenaresse wordt Mevrouw Cornelia van Eeghen-de Clercq, de moeder van Christiaan, die Groot Beek en Hoff al huurt. In de verkoopacte wordt nog weer gesproken van de oude naam Limburg en ook op oude kaarten wordt het huis steeds aangegeven met de naam Limburg.
Het gehaal bedraagt ca. 8000 m2 en naast de twee buitens bestaat het uit een koepel aan de Vecht, twee steigers en een schuitenhuis. Klein Beek en Hoff is mogelijk het verbouwde koetshuis geweest.
Mevrouw Van Eeghen was al sinds 1760 weduwe van Jan van Eeghen, die koopman op West Indië, de Oostzee en de Levant was geweest. Haar zoon Christiaan kwakkelde met zijn gezondheid en overleed al in 1798, gevolgd door zijn moeder in 1801. Zijn weduwe Catharina Fock blijft met 5 minderjarige kinderen achter en als ook zij op jonge leeftijd in 1807 sterft, komen de kinderen onder voogdij van hun ongetrouwde oom Pieter, die zelf in 1815 sterft. Het bezit wordt dan geveild en de oudste zoon Abraham kan Beek en Hoff kopen voor f. 10.500,-.

Uit 1815 is een boedelinventaris bewaard gebleven, waaruit blijkt dat het huis niet heel luxe ingericht is. In de meeste vertrekken staan geschilderde of gladhouten meubels, terwijl de stoelen biezen zittingen hebben. Beneden bevindt zich een kamer voor de heren, met wat stoelen en een tafel, een likeurkeldertje, een tabaksdoos, twee tabakscomforen en twee kwispedoors. In de eetkamer bevinden zich twee uitschuiftafels en twintig stoelen. Verder was één van de kamers ingericht als slaapkamer met een ledikant met groene stof bekleed, een gemakskoffertje (kamer w.c.), een bureau en een haard. Die vierde kamer was biljartkamer, die zich waarschijnlijk gedeeltelijk onder de trap links tussen de voorkamer en de keuken bevindt. De keuken heeft vanouds linksachter zijn plaats gehad, zoals tot voor kort nog te zien was.
Op de eerste verdieping bevindin zich vijf ruimten, waarvan er vier als slaapkamer zijn ingericht en deels van ledikanten met gordijnen voorzien en deels van bedsteden. De vijfde kamer is linnenkamer. Op zolder bevinden zich twee ruimten; één voor de huisknecht en één met bedsteden voor het overige personeel.

Als Abraham in 1815 eigenaar wordt, is hij al weduwnaar van Aletta Willink en twee jaar later hertrouwt hij met Petronella Rochussen. Het paar krijgt een jaar later een zoon, maar ook de gezondheid van Abraham is zwak en hij sterft in 1818 en zijn weduwe blijft achter met twee kinderen uit zijn eerste huwelijk en een eigen zoontje van 7 maanden. Door Van Eeghen zijn nog wel de venster aangepast aan de nieuwe mode van het Empire en ook de toegangspartij is toen in die stijl veranderd. In 1821 besluit zijn weduwe het huis te verkopen en de nieuwe eigenaar wordt Hendricus Johannes Tijssen Dirksz, die er f. 8150,- voor betaalde.
De heer Tijssen is verffabrikant te Amsterdam en hij besluit zijn fabriek vanuit Amsterdam te verplaatsen naar Klein Beek en Hoff, terwijl hij zelf definitief op Beek en Hoff gaat wonen. In de fabriek wordt beenderzwart gemaakt, uit het branden van beenderen, wat een enorme stank veroorzaakt. De omwonenden tekenen protest aan, ondere andere mevrouw De Meester-de Ranitz die op het tegenover de fabriek gelegen huis Kalorama woont. In haar bezwaarschrift staat:
"... dat de ondervinding haar gedurende haar 26-jarig verblijf op den huize 'Calorama' heeft geleerd, dat die grondstoffen alvorens verwerkt te worden, zeer hinderlijke en walgelijke uitdampingen verspreiden, en het meermalen gebeurt dat schepen die met grondstoffen beladen (zijnde rauwe beenderen, waaraan zich veelal reeds in staat van rotting zijnde deelen bevinden) dagen lang in de onmiddellijke nabijheid der thans bestaande fabriek en dus ook van haar woning liggen, etc."

Tijssen trouwt met Maria Magdalena Jacoba Fehrmann en het echtpaar krijgt twee dochters en een zoon. Hendricus Johannes sterft in 1850 en zijn vrouw in 1853, waarna hun zoon Christiaan Diederik het bedrijf voorzet, samen met zijn zwager Benjamin Jan Kruseman, die in 1851 met zijn zus Maria Magdalena Jacoba is getrouwd. Als hij in 1883 sterft, laat hij zijn vrouw met vijf minderjarige kinderen achter. Uit de boedelbeschrijving blijkt dat in de overtuin zich een theekoepel, steiger, het oude schuitenhuis met annex de mangelkamer, een koetshuis met paardenstalling, arbeiderswoning en een bloemenkas bevonden. Zijn weduwe blijft nog tot 1897 eigenaresse.
In april 1897 wordt Groot Beek en Hoff, het koetshuis, dat inmiddels als boerderij in gebruik is, en twee huizen, en een tuin van 5600 m2 in veiling gebracht. Groot Beek en Hoff en de tuin worden voor f. 5050,- gekocht door Evert Fluijt, meester-timmerman en Frans van Veeren gekocht. Maar ze verkopen het een jaar later al weer voor f. 6500,- aan Michel Joseph Ameschot. De heer Ameschot is fabrikant van teerprodukten onder de firma Ameschot & Paltenholst te Amsterdam. De verffabriek bleef nog tot 1918 bestaan, maar door de opkomst van synthetische verfgrondstoffen, werd de fabriek opgeheven. Michel Joseph had al wat gronden van de fabriek overgenomen en uiteindelijk kon hij ook de gebouwen kopen. Al eerder had hij ook het oude koetshuis kunnen kopen voor f. 2500,- Hij laat de gebouwen van de fabriek afbreken en begint met het opnieuw inrichten van de tuin. De heer Ameschot was een vermoegend man, zo kocht hij in 1905 Leeuwendijk en Slotzicht te Vreeland. Hij kocht Slotzigt voor zijn dochter, maar deze wilde er niet wonen en daarom verkocht hij dit buiten al weer een jaar later. Vervolgens koopt hij in 1909 het naast Beek en Hoff gelegen buiten Vrederust, waar zijn moeder gaat wonen.
Tenslotte is vermeldenswaardig dat Michel Joseph gebrandschilderde ramen, ramen met glas-in-lood met Jugend-stil motieven, een eiken schouw, hoge lambrizering en mogelijk in de voorkamer rechtsboven fraai 18e-eeuwse met bloemen beschilderde behang heeft laten aanbrengen. In de tuin laat hij een zeskantige theekoepel plaatsen, die afkomstig is van kasteel Bolenstein in Maarssen.

Uit zijn twee huwelijken met respectievelijk Marie Josepha Henriëtte Bogers en Marie Henriëtte Francisca Russel, worden drie dochters geboren, waarvan Marie Henriëtte in het klooster gaat. Als haar vader in 1936 sterft, erft zij onder andere Beek en Hoff. Omdat ze als religieuze geen bezit mag hebben, schenk zij haar erfenis aan de Congregatie van Heythuisen van de zusters Franciscanessen. Het gebouw wordt nu ingericht als klooster en krijgt de naam Mater Dei. In 1938 en 1939 wordt er een groot L-vormige uitbouw toegevoegd, waarin 30 slaapvertrekken komen. Het geheel is in stijl met het bestaande huis gebouwd. In 1992 kwam er een eind aan het in gebruik zijn als klooster, door het steeds mindere aantal kloosternonnen. De laatsten vertrokken toen naar het moederklooster te Heythuizen.
Beek en Hoff wordt dan gekocht door de Gemeente Loenen voor f. 3,5 miljoen. Het geheel wordt verbouwd tot gemeentehuis.

Na de samenvoeging van Loenen aan de Vecht met Breukelen en Maarssen tot de Gemeente Stichtse Vecht, werd Beek en Hoff overbodig als gemeentehuis. In 2014 is het verkocht aan twee particuliere eigenaren en zal het weer in gebruik worden genomen als woning. Vooraf zal o.a. een bouwhistorische verkenning plaats vinden, die zal worden uitgevoerd door Hylkema Consultants in nauwe samenwerking met Movet Bouwmanagement.

Sinds de bouw van het huis in 1752, is er weinig aan de indeling veranderd. Het huis gaat men binnen door een fraaie empire voordeur en men komt in de gang met marmeren tegels en lambrizering. Het plafond heeft stucwerk in de Lodewijk XVI stijl, met putti (blote kindertjes) die mogelijk ouder zijn. Links bevindt zich een kamer met manshoge 17e-eeuwse eiken lambrizering en een eiken schouw en rechts een kamer met een lage lambrizering met Lodewijk XIV motieven. Boven de deur bevindt zich een wit-houten gesneden trofee met muziekinstrumenten. Achter deze kamer bevindt zich de keuken met en marmeren tegelvloer en oude witte tegels tegen de muren. Via de gang komt men bij de tuindeur, waar zich in de hoek het "gemak" zich bevindt. Aan de rcehterzijde bevindt zich nog een tweede kamer, die het grootst is en een lage lambrizering bezit.
Verder bezat het huis een trappenhuis en bibliotheek, maar deze moesten in 1939 wijken voor de gang naar de nieuwe aanbouw. Er voor in de plaats komt dan een eiken trap. Op de verdieping is nog vermeldenswaardig, dat zich in de kamer rechtsvoor, boven een lage lambrizering, een kleurrijk met bloemen op linnen geschilderd behang is aangebracht. Het dateert uit de 18e eeuw en is zeer bijzonder.

In de tuin bevindt zich een zonnewijzer op een hardstenen sokkel. Ook hebben in deze tuin vier zandstenen tuinbeelden gestaan, die tussen 1725 en 1750 gemaakt werden, en de vier jaargetijden voorstellen. Na enkele omzwervingen, zijn drie van deze beelden (de vierde is verloren gegaan) terecht gekomen in de tuin van het huidige buiten bij het vroegere kasteel Huis Te Voorn.
Bij het huis horen 2 met leien gedekte theekoepels. De ene staat tegen de Molendijk aan, terwijl de andere in de overtuin staat.
Bewoners - 1652 Cornelis Nijden
1652-16.. Cornelis Dirksz. Schaap (koop)
16.. - na 1679 Cornelia Schaap (dochter), getrouwd met Jan Abrahamsz. van Limburgh
na 1679 - 1706 Cornelis van Limburgh (zoon)
1706 - 1733 Gouda Willink (weduwe)
1733 - 1745 Gouda van Gent (dochter), getrouwd met Jacob van Beeck
1745 - 1751 Jacob van Beeck jr (zoon)
1751 - 1770 IJsbrand Kieft Balde (koop)
1770 - 1795 Nicola Geetruy Smissaert (weduwe)
1795 - 1801 Cornelia van Eeghen-de Clercq (koop)
1801 - 1815 Pieter van Eeghen (zoon)
1815 - 1818 Abraham van Eeghen (uitkoop), getrouwd met Petronella Rochussen
1818 - 1821 Petronella Rochussen (weduwe)
1821 - 1850 Hendrikus Johannes Thijssen (koop)
1850 - 1853 Maria Magdalena Jacoba Fehrmann (weduwe)
1853 - 1883 Christiaan Diederik Thijssen (zoon)
1883 - 1897 Adriana Margaretha Blom (weduwe)
1897 - 1898 Evert Fluijt en Frans van Veeren (koop)
1898 - 1936 Michel Joseph Ameschot (koop)
1936 Marie Henriëtte Ameschot (dochter)
1937 - 1992 Congregatie der Zusters Franciscanessen van Heythuysen (schenking)
1992 - 2014 gemeente Loenen
2014 twee particuliere eigenaren
Huidige doeleinden In 2014 is het huis gekocht door twee particulieren, die het weer willen gaan bewonen.
Opengesteld Het huis is niet vrij toegankelijk.
Foto's
Bronnen Tekst: E. Munning Schmidt, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, 1985
E. Munnig Schmidt , Beek en Hoff, in: Jaarboekje 1995 van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, blz. 32 - 55
Afb. 1: P.J. Lutgers, Gezigten aan de rivier de Vecht, 1836/1979
Afb. 2 t/m 8: