Slot Abcoude

Ligging Slot Abcoude lag 1 km ten zuiden van Abcoude in de Slotpolder. Vlakbij de boerderij Landlust langs de Koppeldijk kan men in het weiland de overblijfselen van de gracht nog herkennen.

Afbeelding van het kasteel rond 1620 van onbekende tekenaar

Ontstaan Wanneer het Slot van Abcoude gebouwd is, is niet bekend. Eerst in 1268 gebruikt een Zweder van Zuylen de naam van Abcoude. Daarom wordt er vanuit gegaan dat hij de bouwer is van het kasteel.
Geschiedenis Er zijn verschillende geschiedschrijvers geweest, die zeiden, dat het kasteel al rond 1080 gebouwd zou zijn. Archiefonderzoek heeft echter uitgewezen, dat het dorp er eerder was dan het kasteel. Daardoor is het aannemelijk dat het kasteel de naam van het dorp heeft overgenomen en niet van een geslacht Van Abcoude.
In een oude oorkonde uit 1180 wordt een Hendrik van Abcoude genoemd, maar het is de vraag of deze oorkonde wel betrouwbaar is. Ook wordt gesuggereerd dat een Zweder van Zuylen met een Hendrika van Abcoude getrouwd zou zijn, waarmee het kasteel in zijn bezit kwam. Er is echter geen oorkonde te vinden, die iets over dit eventuele huwelijk zegt. Wel is met zekerheid te zeggen, dat deze Zweder van Zuylen, zich Van Abcoude ging noemen. Zweder was ook de eerste heer van Duurstede en men vermoedt, dat hij de bouwheer is van de vierkante toren van dat kasteel. De oorkonde waarin Zweder van Abcoude voorkomt, dateert van 1268 en deze oorkonde werd door hem gewaarmerkt met zijn zegel, waarop we het wapen zien van de van Zuylens en in het randschrift zijn naam: Sweder van Sulen.

In de middeleeuwen lag Abcoude in het Amstelland, dat ook deel uitmaakte van het Sticht en waar de heren van Aemstel de scepter zwaaiden. Deze heren hadden hun stamburcht in Ouder-Amstel, dat echter al in de middeleeuwen verwoest werd. Je zou kunnen vermoeden dat Gijsbrecht IV van Aemstel (1254 - 1303) het kasteel Abcoude liet bouwen, maar toch is dat niet aannemelijk.
Sweder van Zuylen was eigenaar van het kasteel van Duurstede, dat echter een Gelders leen was. Bisschop Hendrik van Vianden (1250-1267) wilde mogelijk Sweder meer aan zich binden en heeft hem toen de mogelijkheid gegeven een kasteel bij Abcoude te bouwen. Dit kasteel zal in het begin niet meer dan een woontoren zijn geweest.

Na de dood van bisschop Hendrik van Vianden, werd hij opgevolgd door Jan van Nassau. Onder diens bewind brak er een opstand uit onder de boeren van Kennemerland, die zich uitbreidde tot Westfriesland, Waterland en Amstelland. Door vele geschiedschrijvers wordt gemeld dat het kasteel van Abcoude toen ook verwoest werd en dat pas in 1328 het kasteel weer herbouwd werd.
Uit de beschikbare bronnen valt niet op te maken of kasteel Duurstede of het kasteel van Abcoude belangrijker was voor de Van Abcoudes. Ze voerden geregeld overleg met de bisschop en of het dan handiger was om op Duurstede of Abcoude te verblijven is niet duidelijk. De afstand naar Utrecht was vanaf beide kastelen ongeveer even groot en of de reis vanaf het ene kasteel of het andere moeilijker was, valt niet meer te achterhalen.

Ten tijde van de bisschop Jan van Arkel (1342-1364) was de verstandhouding met de Van Abcoudes erg goed, omdat de kleinzoon van de hierboven genoemd Zweder, ook Zweder (II) geheten, trouwde met Mabelia van Arkel. Dit huwelijk heeft mogelijk ook tot gevolg gehad, dat slot Abcoude weinig te duchten heeft gehad van aanvallen van de burgers van Utrecht, die de kastelen in het Sticht roofhuizen noemden.
De zoon van Zweder II, Gijsbrecht III, trouwde met Johanna van Horne, vrouwe van Gaesbeek, waardoor zijn bezittingen enorm uitbreidden en zijn macht en aanzien toenamen. Gijsbrecht werd na zijn dood in 1372 opgevolgd door zijn zoon Zweder III, die trouwde met Anna van Leiningen. Na diens dood in 1400, werd hij opgevolgd door zijn broer Willem, die 7 jaar later kinderloos overleed, waarna de uitgebreide bezittingen van de Van Abcoudes overgingen op een neef: Jacob van Gaesbeek.

Jacob van Gaesbeek kwam in 1412 in een moeilijke situatie terecht (welke is mij niet bekend, KBR), waardoor hij genoodzaakt was de kastelen Duurstede en Abcoude alleen voor de bisschop open te stellen. Aan deze verplichting hield hij zich niet altijd, o.a. toen hij partij koos voor hertog Jan van Beieren, tegen bisschop Frederik III van Blankenheim. In 1447 werd Jacob zelfs gevangengenomen in Utrecht en de toenmalige bisschop, Rudolf van Diepholt, dwong hem om kasteel Duurstede aan de bisschop af te staan voor 12000 gulden. Later kwam Jacob daarop terug en heeft toen de regeling getroffen dat hij nog gedurende zijn leven gebruik mocht blijven maken van Duurstede en dat het pas daarna in bezit kwam van de bisschop, tegen een bedrag van 2000 gulden meer.
In 1459 sterft Jacob en bisschop David van Bourgondië vestigt zich op Duurstede en ook Abcoude komt in zijn bezit. kasteel Abcoude werd vanaf die tijd bewaakt door verschillende kasteleins. Als in 1529 de wereldlijke macht van de bisschoppen eindigt, komen Duurstede en Abcoude in bezit van de Staten van Utrecht. In het rampjaar 1672 werd Abcoude in staat van verdediging gebracht en lukte het de verdedigers om een verwoesting door de Fransen te voorkomen. Nadat het gevaar geweken was, verlieten de soldaten het kasteel. Door de Staten van Utrecht werd niet meer naar het kasteel omgekeken en toen Ludolph Smids, schrijver van de "Schatkamer der Nederlandsche Oudheden", waarin de kastelen beschreven werden, Abcoude bezocht (in 1704), trof hij het kasteel totaal vervallen aan.

De Staten van Utrecht besloten in 1715 het kasteel te verkopen. De nieuwe eigenaar werd de vermogende Thedorus de Leeuw, die toen 34 jaar oud was. Hij laat een deel van het kasteel, waaronder 2 torens, restaureren en gebruikt het daarna als buitenverblijf. Theodorus is kanunnik van St. Pieter en het kasteel blijft tot zijn dood in 1744 zijn eigendom.
Daarna heeft nog een groot aantal personen in het kasteel gewoond, tot het in 1820 onbewoonbaar geworden was. Rond 1860 is het kasteel toen afgebroken.

Aan de hand van 3 tekeningen van Roelant Roghman en een gravure van Claes Jansz. Visscher, kunnen we ons een goed beeld vormen van het kasteel in de 17e eeuw. Het kasteel had een indrukwekkend hoofdgebouw in de vorm van een onregelmatige zeshoek.
De voorgevel van het kasteel bestond uit een naar voren springend rechthoekig poortgebouw, met rechts een zware vierkante toren en links een ronde toren. Deze ronde toren was in de 17e eeuw nog voorzien van een weergang met kantelen. Het zeshoekige hoofdgebouw had op vijf hoeken torens, waarvan er drie rond en twee vierkant waren. Van deze vijf torens waren er in de tijd van Roelant Roghman nog drie voorzien van kantelen. Tegen de ronde toren naast de ingang bevond zich waarschijnlijk 'de saele' (ridderzaal). Tot deze conclusie komt men, omdat men op één van de tekeningen van Roghman een stukje van een trapgevel ziet.

Verschillende geschiedschrijvers zeggen dat het kasteel tijdens de opstand van de Kennemer boeren (rond 1270) verwoest zou zijn en pas in 1328 herbouwd. De vraag is of dit wel zo is, want een zeshoekige vorm voor een hoofdgebouw was in die tijd niet meer in zwang. Niet altijd werd de nieuwe bouwstijl direct toegepast en zijn er in het Sticht ook voorbeelden van een afwijkende vormgeving in die tijd, zoals het kasteel Te Nesse. Ondanks dat, lijkt het toch aannemelijk om het kasteel, zoals het afgebeeld wordt op de tekeningen uit de 17e eeuw te dateren van voor 1300.
Rond 1930 heeft men een deel van het kasteel opgegraven en men vond o.a de fundering van een grote ronde toren en in de voormalige gracht werden enkele vondsten gedaan. Pogingen om het kasteel volledig op te graven, mislukten. Eind 1947 werd opnieuw geprobeerd het kasteel op te graven. Het doel was niet erg kasteelgericht: men hoopte namelijk om de middeleeuwse stenen te kunnen gebruiken voor de restauratie van de Hervormde Kerk van Abcoude. De eigenaar van de grond had al toestemming gegeven, maar toch ging de opgraving niet door.
Een nieuwe poging om het kasteel op te graven werd in 1979 ondernomen. Met had de eerder gevonden ronde toren al opgegraven, evenals een put. Ook de toenmalige directeur van de NKS, de heer A.I.J.M. Schellart, had veel belangstelling, maar ook dit keer werd de opgraving stopgezet, omdat de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek en het Ministerie van CRM het niet verantwoord vonden om willekeurige opgravingen te doen in een beschermd oudheidkundig monument.

In 1995 gaf de Provincie Utrecht toestemming om een weerstandsmeting uit te voeren. Deze meting werd uitgevoerd door RAAP en daaruit kon worden bevestigd dat de hoofdburcht een onregelmatige zeshoekige vorm had. Net als vele andere kastelen, bezat Abcoude een voorburcht, waarop zich een poortgebouw bevond. Deze voorburcht lag aan de noordzijde en had een omvang van ca 45 x 60 m.

Bewoners 1268 - ca 1287 Zweder I van Abcoude (van Zuylen), getrouwd met Petronella van Beusichem
ca 1287 - 1322 Gijsbert II van Zuylen van Abcoude
1322 - 1347 Zweder II van Zuylen van Abcoude, getrouwd met Mabelia van Arkel
1347 - 1372 Gijsbert III van Zuylen van Abcoude, getrouwd met Johanna van Horne, vrouwe van Gaesbeek
1372 - 1400 Zweder III van Zuylen van Abcoude, getrouwd met Anna van Leiningen
1400 - 1407 Willem van Zuylen van Abcoude. neef:
1407 - 1459 Jacob van Gaesbeek
1459 - 1672 werd het bewoond door kasteleins
1715 - 1744 Theodorus de Leeuw
- 1848 Willem van den Bosch
1848 Cornelis Dros, zeepzieder uit Leiden
Huidige doeleinden Het vroegere kasteelterrein is nu in gebruik als weiland.
Opengesteld Het terrein is goed zichtbaar vanaf de Koppeldijk.
Foto's Luchtfoto van het kasteelterrein op 26 juni 2002 Afbeelding van Roelant Roghman met gracht op voorgrond  Afbeelding van Roelant Roghman met toegangsbrug links Afbeelding van Roelant Roghman met toegangsbrug rechts
Nog een afbeelding van Roelant Roghman Afbeelding van Jacob Schijnvoet Kapplan van het kasteel door R.G. Bosch van Drakestein (1995)
Tekening van de ruïne door A. Rademaker uit 1700 Tekening van binenzijde met o.a. vierkante toren door A. Rademaker uit 1702 Tekening van binnenzijde met grote muur door A. Rademaker uit 1702 Tekening van binnenzijde met zeskante toren door A. Rademaker uit 1702 Tekening van gewelf door A. Rademaker uit 1702
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, 1995
Afb. 1: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 1
Foto 1: Fotodienst Utrecht
Afb. 2 - 5: De kasteeltekeningen van Roelant Roghman
Afb. 6: boek: Provincie Utrecht, 1966
Afb. 7: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, 1995
Afb. 8 - 11: archief van J. Leemburg