Ter Aa

Ligging Stond ter hoogte van de Ruwielstraat en M. van Zantenstraat, in Nieuwer ter Aa, gemeente Stichtse Vecht.

Terrein van Ter Aa op een kaart van Loenen door C.C. Bloemswaerdt (ca 1726)

Andere benamingen Huis Ter Nes, Huis Ter Nesse
Ontstaan Voor het eerst in 1106 vermeld.
Geschiedenis Leden uit het geslacht van der Aa behoorden rond 1100 al tot de ministerialen van de bisschop van Utrecht en vervulden de functie van schout van Utrecht. Ze speelden een belangrijke rol in de ontginning van het veengebied langs de Aa en hadden daardoor een flink stuk land langs de Aa in hun bezit. Het woord Aa betekent overigens, in het Oudnederlands, water.
Volgens Van Manten moet het kasteel voor 1156 gebouwd zijn. In een akte uit dat jaar komen een Albero en Walter van der Aa voor, die twee neven blijken te zijn. Hun gemeenschappelijke grootvader was Albero, die tussen 1081 en 1119 genoemd wordt. Albero had ook nog een broer Gijsbert en hun vader was waarschijnlijk Gerard, die tussen 1064 en 1088 vermeld wordt. Gerard of Gerhard wordt vermeld als aanvoerder in het leger en om een ridderlijk bestaan te kunnen leiden, moet hij inkomsten uit leengoederen hebben gehad. Het vermoeden bestaat dat hij de eerste leenman van de bisschop was, die met goederen rond Ter Aa beleend werd.

In de periode 1105 tot 1122 komen we Galo tegen als ministeriaal van de bisschop van Utrecht. Hij is de zoon van de hierboven genoemde Albero en treedt vaak op als getuige bij het ondertekenen van akten. Daarnaast was hij schout van Utrecht en verblijft daardoor veel in de stad. Zijn broer Gerard was waarschijnlijk in die tijd eigenaar van het kasteel. Galo wordt opgevolgd door zijn neef Alfer als schout, die in de akten tot 1138 voorkomt.
In 1147 komen we Werner, heer van Ter Aa, tegen als schout. Hij was een zoon van Gerard en daarmee een neef van Galo. Werner had zelf geen nakomelingen en werd opgevolgd door zijn broer Walter, die tussen 1156 en 1159 vermeld wordt. Walter werd opgevolgd door zijn zoon Elias, die vermeld wordt als schout van 1156 tot 1178.
Het gesclacht Van der Aa vervulde een belangrijke rol in het Sticht, tot 1170 waren ze belangrijker dan de geslachten Van Woerden en Van Amstel. Dit kunnen we vaststellen aan de hand van de volgorde van getuigen in de akten die bewaard zijn gebleven uit die periode. Hoe belangrijker men was, des te eerder wordt met als getuige vermeld. Pas na 1170 worden de Van der Aa's niet altijd meer voor de Van Woerdens en Van Amstels vermeld.

De oudst bekende belening van Ter Aa vond plaats in 1380. In dat jaar wordt Hadewich van der Aa, een dochter van Gilles van der Aa, met het kasteel beleend. Zij is dan getrouwd met Berend uten Enge. In 1393 wordt Frederik III van Blankenheim de nieuwe bisschop, na de dood van Floris van Wevelinkhoven, en Hadewich wordt dan opnieuw met Ter Aa beleend; zij is dan inmiddels weduwe. Mogelijk is zij zonder nakomelingen overleden in of voor 1411, want in dat jaar wordt Gijsbert van der Aa met Ter Aa beleend, bestaande uit 27 morgen land. Hij wordt tevens met Aastein en Clarenborg beleend. Clarenborg werd in die tijd ook vaak "Over de Aa" genoemd, omdat het vanuit Ter Aa gezien aan de overzijde van de rivier de Aa lag.

Gijsbert sterft in 1437 en wordt dan opgevolgd door zijn zoon Gerard, die ook als Gerrit voorkomt. Gerard sterft in 1484 en hij wordt opgevolgd door zijn dochter Agniese, die getrouwd was met Gerrit van Renesse. Door dit huwelijk komt het kasteel in deze familie, die zich daarna Van Renesse van der Aa gaat noemen. Het kasteel is dan mogelijk al in verval geraakt, maar het landgoed blijft tot 1662 in bezit van deze familie.
In 1662 komen we weer een erfdochter tegen: Anna van Renesse van der Aa, vrijvrouwe van Assendelft. Zij draagt het kasteel op aan haar neef Frederik van Renesse van Elderen. Hij was maar heel kort eigenaar, want hij sterft twee jaar later, zonder kinderen na te laten. Ter Aa komt dan weer in bezit van Anna, die het in 1667 kort voor haar dood verkoopt aan Theodorus van de Perre. Theodorus kocht het mogelijk met het doel er winst mee te maken, want hij verkoopt het nog hetzelfde jaar aan Frederik van Renesse van Moermont, heer van Zuileveld.

In een 17e eeuws lijstje van goederen wordt een opsomming gegeven van de heerlijkheid Ter Aa, waar gesproken wordt over het huis Ter Aa met grachten, boomgaarden, steeg en 4 morgen en 506 roeden. Vervolgens vinden we in deze lijst een volledige beschrijving van de heerlijkheid en daar wordt gesproken over het huis Aastein met grachten, boomgaarden, steeg en 4 morgen 506 roeden. Omdat Aastein onder Loenen valt wordt hier in beide gevallen Ter Aa bedoeld en daarmee weten we de werkelijk grootte van de grond bij kasteel Ter Aa, waardoor we makkelijker kunnen terug vinden wanneer over Ter Aa gesproken wordt en wanneer over Aastein.
In 1667 wordt Ter Aa als volgt omschreven: "de ridderhoffstadt en 't huys ter Aa, van outs, conform de brieven van verly, genoemt Aasteijn, daer Gerrit van Renesse in placht te wonen, met de hoff, vogelkoij, cingels, oude ende nieuwe boomgaerden, groot vijff mergen drie hont ende tnegentich roeden" met "den vrije uijt ende overwegh vande huijsinge Aasteijn". Dit laatste is een vreemde opmerking, want in de koopakte staat dat inbegrepen was: "het huijs genaemt Aasteijn". Dus nog steeds worden de namen door elkaar gebruikt.

Frederik van Renesse van Moermond maakt mee, dat het huis Aastein in 1673 verwoest wordt door de Fransen. Hij sterft in 1680 en zijn weduwe, Josina Sara van Brederode, koopt in 1696 Quackenburg, dat op het terrein van Ter Aa gebouwd is. In een brief uit 1702 wordt melding gemaakt van een ridderhofstad en huis Ter Aa, "vanouds genaemt Aasteyn", met 5 morgen grond. In 1705 draagt Josina Sara haar bezittingen over aan haar schoonzoon Maximiliaan van Renesse, heer van Wesenthorst en Wilp. Hij trouwde met haar dochter, Suzanna Geertrui van Bodeck-Marwitz, uit haar eerste huwelijk.

Hij overleed in 1738 en werd begraven in de NH kerk van Nieuwer ter Aa, waarna zijn jongste zoon Ter Aa en Quackenburg erft. Na diens dood in 1777, zonder nakomelingen, erft de tweede zoon van zijn oudste zus: Jan Pieter van Reede. Deze Jan Pieter en diens zoon Jan Pieter Christiaan, die na hem erft, zijn samen bijna 100 jaar eigenaar geweest. De laatste sterft in 1875.

Waarschijnlijk had Ter Aa een ronde aanleg, een vorm die in het begin van de Middeleeuwen veel voorkwam. Waarschijnlijk voldeed deze vorm niet meer aan de wensen van de tijd in het loop van de 14e eeuw en besloot de familie van der Aa een nieuw kasteel te bouwen. Dit kasteel werd meer naar het oosten gebouwd en was van oorsprong een woontoren.
Dat Ter Aa een ronde aanleg had, maken we ook op uit een kaart uit 1726, de "Nieuwe kaert van Loenen", waarop we een ronde gracht zien, die aan beide zijden omgeven wordt door een bomenrij. Op het eiland binnen die gracht bevindt zich een vierkant gebouwtje. Deze zelfde aanleg komen we ook nog tegen op de kadastrale minuut uit ca 1832. Er is onduidelijkheid over de benamingen Ter Aa en Aastein. Over het algemeen wordt met Ter Aa het oude kasteel aangeduid en met Aastein het nieuwere kasteel. In 1536 wordt echter Ter Aa als ridderhofstad erkend en Aastein niet; waarschijnlijk wordt hier met Ter Aa, toch Aastein bedoelt.
Bouwgeschiedenis Het huis Ter Aa behoort tot de oudste kastelen in het Vechtgebied en was waarschijnlijk eerst een versterkt houten bouwwerk, zoals Ruwiel. Er werd gebruik gemaakt van de scherpe bocht in de rivier de Aa, zodat er niet aan vier zijden een gracht gegraven hoefde te worden. Het kasteel komen we ook onder de naam Ter Nesse tegen, wat van het Franse woord nez afkomstig is, wat neus betekent. Het stuk land waarop het kasteel gebouwd werd, vormde door de vorm van de loop van de rivier de Aa als het ware een neus.
Bewoners 1380 - ca 1411 Hadewich van der Aa, getrouwd met Berend Uten Enge
1411 - 1437 Gijsbert van der Aa
1437 - 1484 Gerard/Gerrit van der Aa
1484 - 1539 Agniese van der Aa (dochter), getrouwd met Gerrit van Renesse
1539 - 1548 Johan van Renesse van der Aa (kleinzoon)
1548 - 1591 Adriaan van Renesse van der Aa (broer)
1591 - 1610 Gerard van Renesse van der Aa
1610 - 1635 Agnes van Renesse van der Aa
1635 Hendrik van Renesse van Elderen
- 1662/6 Anna van Renesse, vrijvrouwe van Assendelft
1662 - 1664 Frederik van Renesse van Elderen, baron van Mal
1666 - 1667 Theodorus van der Perre (koop)
1667 - 1680 Frederik van Renesse van Moermont (koop)
Waarschijnlijk is Ter Aa vanaf de 15e eeuw al sterk in verval.
Het kasteelterrein bleef wel in bezit van de familie.

1680 - 1705 Josina Sara van Brederode, weduwe
1705 - 1740 Maximiliaan Jacob van Renesse van Wilp, schoonzoon
1740 - 1777 Reinoud Abraham van Renesse, zoon
1777 - 1797 Jan Pieter Nicolaas van Reede, neef
1797 - 1875 Jan Pieter Christiaan van Reede, zoon
1875 - 1905 Agatha Henriette Charlotte Gillot
1905 Johanna Petronella Christina Henriette barones van Reede tot Ter Aa
Huidige doeleinden Het terrein is overbouwd met woonhuizen.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Van het oude kasteel Ter Aa zijn geen afbeeldingen bewaard gebleven, wel van het latere Quackenburg.
Tekening van Quackenburg uit 1730 van L.P. Serrurier
Bronnen Tekst: B. Olde Meierink (redactie), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Onder auspiciën van de Stichting Utrechtse kastelen, Utrecht, Matrijs, 1995, 596 pag.
A.A. Manten, Breukelen en omgeving tussen 400 en 1200, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2001, 328 blz.
Afb. 1: A.A. Manten, De grote huizen van Nieuwer ter Aa in de tweede helft 17de en begin 18de eeuw
Foto: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, 1995